Voorzetsel voor namen van landen en Steden

Voorzetsels voor namen van landen en steden
  • Uitleg - Voorzetsel voor namen van landen en steden
  • Schrijfopdracht. 
Aan het eind van deze les kun je het juiste voorzetsel voor de namen van landen en steden gebruiken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels voor namen van landen en steden
  • Uitleg - Voorzetsel voor namen van landen en steden
  • Schrijfopdracht. 
Aan het eind van deze les kun je het juiste voorzetsel voor de namen van landen en steden gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

J'habite au Luxembourg
Tu vas en France
Je vais aux Pays-Bas
Nous habitons à Paris
Nous allons au Venezuela
Mes parents sont allés en Espagne
Nous habitons aux Emirats Arabes
Il va à Oldenzaal
Au Portugal, il y a des plages
Je vais en Chine
Je suis à Nice
Observe

Slide 2 - Sleepvraag

Voorzetsels voor namen van landen en steden
mannelijk
vrouwelijk
meervoud
Steden / dorpjes
J'habite au Luxembourg
Tu vas en France
Je vais aux Pays-Bas
Nous habitons à Paris
Nous allons au Venezuela
Mes parents sont allés en Espagne
Nous habitons aux Emirats Arabes
Il va à Oldenzaal
Au Portugal, il y a des plages
Je vais en Chine
Je suis à Nice

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Paris en ...
A
en France
B
à la France
C
au France
D
aux France

Slide 9 - Quizvraag

New-York est ... États-Unis
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 10 - Quizvraag

J'habite ... Colombie
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 11 - Quizvraag

Nous avons été ... Hong-Kong
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 12 - Quizvraag

à 
en
au
aux
Toronto
Italie
Luxembourg
Japon
Canada
Irelande
Rome
Berlin
Pays-Bas

Slide 13 - Sleepvraag

Het bezittelijk voornaamwoord
Écris quelque chose sur tes vacances de rêve. Vertel waar je bent geweest en wat je helemaal hebt gezien en welke activiteiten je hebt gedaan (utilise le vocabulaire du chapitre 2) Schrijf minimaal 50 woorden

Slide 14 - Tekstslide