Nous avons parlé de la grammaire et du vocabulaire du chapitre 2.
Slide 2 - Tekstslide
Cette semaine
En classe (op school):
l'épreuve chapitre 2: vocabulaire et phrases-clés A et B et grammaire D
En ligne (online les):
faire et corriger les exercices et grammaire D et vocabulaire A et B
répondre aux questions
À la maison (thuis):
Partie E les exercices 23 à 26
Apprendre vocabulaire E et répéter grammaire D
Slide 3 - Tekstslide
Cette semaine
À la fin de cette semaine......
vous pouvez (kunnen jullie):
begrijpen wat je per opdracht moet doen op grandeslignes online en in je boek.
vous savez (kennen jullie):
de plaats en vorm van het bijv. naamwoord.
woorden en zinnen van bron A en bron B van chapitre 2.
Slide 4 - Tekstslide
Les exercices en ligne
Welke opdrachten gingen goed?
19B
17D
18
Welke opdrachten kunnen beter?
17C
16D
Slide 5 - Tekstslide
On répète + expliquer
Chapitre 2 'Ados du monde'
On va répéter la grammaire et faire et corriger les exercices.
Doel: jullie kennen de plaats en de vorm van het bijv. naamwoord en je kunt de antwoorden van de grammatica-opdrachten verbeteren. Je begrijpt wat je fout hebt gedaan en hoe het vervolgens werkt.
Maak aantekeningen!
Grammaire: l'adjectif qualificatif
Wat is dat? Wat doet het?
Slide 6 - Tekstslide
Expliquer
Basisregel:
Het bijv. naamwoord past zich aan aan het zelfst. naamwoord:
Un jean bleu deux jeans bleus
Une jupe bleue deux jupes bleues
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
+e
Meervoud
+s
+es
Slide 7 - Tekstslide
les exercices en ligne
Laten we kijken naar de instructies in het Frans bij de opdrachten.
Wat moet je bij deze opdracht doen? Pak je boek erbij en kijk op p.6.
Complète les phrases. Attention à la forme et à la place de l’adjectif. Remplis X si tu ne mets pas d’adjectif.
Bekijk nu opdracht 17f op de volgende slide. We gaan het samen bespreken en jij vult de opdracht daarna in.
Slide 8 - Tekstslide
Expliquer
Let op:
Un jean gris deux jeans gris
Un jean rouge une jupe rouge deux jupes rouges
Onregelmatige vormen:
p. 70
Slide 9 - Tekstslide
les exercices en ligne
Laten we kijken naar de instructies in het Frans bij de opdrachten.
Wat moet je bij deze opdracht doen?
Complète les phrases comme dans l’exemple. Attention à la forme et à la place de l’adjectif.
Exemple: (grand + fête) - Je vais organiser une grande fête pour mon anniversaire.
Zoek nu opdracht 17c op in je boek of online. We gaan samen bespreken en jij vult de opdracht daarna in.
Slide 10 - Tekstslide
Les réponses
Ex 17c)
grande fête
petits cousins
copain francais
beau costume
grand gâteau
belle chanson
Slide 11 - Tekstslide
les exercices en ligne
Laten we kijken naar de instructies in het Frans bij de opdrachten.
Wat moet je bij deze opdracht doen?
Écris le bon adjectif. Attention aux formes irrégulières (onregelmatig).
Zoek nu opdracht 16d op in je boek of online. We gaan samen bespreken en jij vult de opdracht daarna in.
Slide 12 - Tekstslide
Les réponses
Ex 16d)
vieille = maison: vrl enkv
belles = chambres : vrl mv
grand = jardin: mnl enkv
petits = lapins: mnl mv
préféré = animal : mnl mv
Slide 13 - Tekstslide
Les réponses
Ex 16c)
grandes = vacances : vrl mv
vieux = chien : mnl enkv
préféré = cousin: mnl enkv
bon = il: mnl enkv
belle = villa : vrl enkv
prochaine = semaine vrl enkv.
Slide 14 - Tekstslide
Les réponses
Ex 16e)
une nouvelle robe
un vieux jean
deux belles filles
deux nouveax vélos /deux nouvelles bicyclettes
deux vieilles voitures
deux beaux garcons
Slide 15 - Tekstslide
Les réponses
Ex 17a)
J'habite dans une grandemaison.
Elle est dans un quartier moderne.
J'ai unebelle chambre.
Nous avons de nouveauxvoisins.
Ce sont des genssympas.
Slide 16 - Tekstslide
Les réponses
Ex 17b)
Bijvoelijk naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord komen (we lezen van boven naar beneden):
jeune
grand
vieux
bon
joli
long
petit
mauvais
beau
nouveau
gros
haut
Slide 17 - Tekstslide
Les réponses
Ex 17d) Voorbeeldzinnen
J'ai une famille adorable.
Je vais dans un grand collège.
J'aime mon sac à dos noir.
J'habite dans une jolie ville.
Nous avons une petite maison.
Slide 18 - Tekstslide
Les réponses
Ex 18) Voorbeeldzinnen. Let op: alles begint met il of elle!
Il est vieux, il a 86 ans.
Il porte une chemise bleue et un pantalon gris.
Il est néerlandais.
Elle est marocaine.
Elle est grande.
Elle porte une robe rouge et des chaussures rouges.
Slide 19 - Tekstslide
En ligne
Partie E regarder
cahier d'activités p. 76 & 77
Doel: jullie kunnen de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.
Ex 20
Slide 20 - Tekstslide
Les devoirs
Af: vendredi, le 11 décembre 2020
Faire:
Ex 23 à 26
Apprendre:
Vocabulaire et phrases-clés A et B (p. 88, 89)
Het huiswerk maak je deze week online en wordt gecontroleerd!
Slide 21 - Tekstslide
Leertips Vocabulaire
Leer je woordjes elke dag (10 min). Herhalen, herhalen, herhalen!
Begin met het doorlezen van de woordjes.
Vervolgens bedek je ze met een blaadje of je hand en overhoor je jezelf (mondeling).
Ken je alle woordjes?! Ga dan aan de slag via quizzlet, wrts of via Grandes Lignes online, etc. en overhoor jezelf.
Elke week krijg je er een nieuw stukje bij, blijf de eerdere stukjes wel herhalen!
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.