5-3-21 Engels 1D

Maandag online
Ik kan de expressions toepassen in een stukje tekst 
Ik oefen de woorden, zinnen en grammatica die horen bij Unit 3
Grammatica
Engels 
5-3-21
Nakijken
Opdracht 9 + kies uit 10,11,12 
Hoe ging het?
Opdrachten afmaken
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maandag online
Ik kan de expressions toepassen in een stukje tekst 
Ik oefen de woorden, zinnen en grammatica die horen bij Unit 3
Grammatica
Engels 
5-3-21
Nakijken
Opdracht 9 + kies uit 10,11,12 
Hoe ging het?
Opdrachten afmaken

Slide 1 - Tekstslide

Word of the day!




Usage:  Living in quarantine has got him looking frowsy. 
"frowsy"

Slide 2 - Tekstslide

Word of the day!
Defenition: having a messy or dirty appearance

Synonym: -

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken
Open je boek
Nakijken: Unit 3, lesson 5 opdracht 1 t/m 8 

Wie heeft het huiswerk gemaakt? 

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak: opdracht 9 
Kies uit: 10,11 of 12 (je maakt één van deze opdrachten)

Klaar? -> Lees studybox Unit 3
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

openbaar vervoer

Slide 6 - Open vraag

overstappen

Slide 7 - Open vraag

veerboot

Slide 8 - Open vraag

tarief

Slide 9 - Open vraag

een opvliegend karakter hebben

Slide 10 - Open vraag

onbeleefd

Slide 11 - Open vraag

vriendelijk

Slide 12 - Open vraag

Is alles in orde?
A
How do you feel?
B
What's wrong?
C
Is everything all right with you?
D
Are you okay?

Slide 13 - Quizvraag

Wat is er aan de hand?
A
How do you feel?
B
What's wrong?
C
Is everything all right with you?
D
Are you okay?

Slide 14 - Quizvraag

Hij lijkt een beetje nerveus
A
He's often quite worried
B
She's always happy and very nice
C
My brother is lazy and moody
D
He seems a bit nervous

Slide 15 - Quizvraag

Hij is vaak bezorgd
A
He's often quite worried
B
She's always happy and very nice
C
My brother is lazy and moody
D
He seems a bit nervous

Slide 16 - Quizvraag

Zou je dat kunnen herhalen, alsjeblieft?
A
Can you speak more slowly please?
B
Could you repeat that please?
C
Pardon me?
D
I don't understand what you're saying

Slide 17 - Quizvraag

Ik begrijp niet wat je zegt
A
Can you speak more slowly please?
B
Could you repeat that please?
C
Pardon me?
D
I don't understand what you're saying

Slide 18 - Quizvraag

Jimmy ___ to play games.
A
like
B
likes

Slide 19 - Quizvraag

It never ___ in Rosmalen.
A
rain
B
rains

Slide 20 - Quizvraag

Maak deze zin (?):
I like pizza.
A
Do I like pizza?
B
Does I like pizza?
C
Like I pizza?
D
Likes I pizza?

Slide 21 - Quizvraag

Maak de volgende zin (-):
We love animals.
A
We are love animals.
B
We doesn't love animals.
C
We do love animals.
D
We don't love animals.

Slide 22 - Quizvraag

Maak de volgende zin (?):
He is my best friend.
A
Is he my best friend?
B
Does he is my best friend?
C
He isn't my best friend.
D
Are he my best friend?

Slide 23 - Quizvraag

Maak deze zin (-):
She listens to music
A
She listens not to music.
B
She doesn't listens to music.
C
She don't listens to music.
D
She doesn't listen to music.

Slide 24 - Quizvraag

Choose the Present Continuous:
Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 25 - Quizvraag

Choose the Present Continuous:
Why ___ for vacation?
A
are we leaving
B
are we leave
C
we leaving
D
we leave

Slide 26 - Quizvraag

Which sentence is written in the Present Continuous?
A
They play football in the garden.
B
Vegetarians don't eat meat.
C
I get up.
D
They're playing football in the garden.

Slide 27 - Quizvraag