totalitaire ideologieën

Totalitaire ideologieën 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Totalitaire ideologieën 

Slide 1 - Tekstslide

kenmerkend aspecten
  • het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme, fascisme/nationaalsocialisme
  • de rol van moderne propaganda en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

Slide 2 - Tekstslide

Totalitair 
een politiek systeem waarbij de burger geen individuele vrijheid heeft; de overheid streeft naar een complete controle van de maatschappij

Praktijk - land wordt bestuurd door één partij met een sterke leider, dmv propaganda en censuur beïnvloed de overheid het denken en doen van haar burgers. Als propaganda en censuur niet effectief genoeg is, dan volgt onderdrukking van het volk

Slide 3 - Tekstslide

Kim Jung Un, de politiek leider van Noord-Korea, ook wel de Briljante Kameraad en de Geweldige Leider genoemd.
Kim Jung-Un is een totalitair heerser

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ideologie

Systeem van samenhangende ideeën over hoe de maatschappij eruit zo horen te zien
Zover is het nog lang niet, maar aanhangers van deze ideologie doen er alles aan om dit doel te bereiken
In dit k.a. komen de volgende ideologieën aan bod:

Slide 7 - Tekstslide

Een uitspraak: De Sovjet-Unie onder Stalin kende een totalitair systeem.

Welke van de volgende kenmerken hoort NIET bij een totalitair systeem?


A
In een totalitair systeem is geen plaats voor een andere mening en met verklikken, aangeven bij de politie en showprocessen werd het volk geterroriseerd
B
In een totalitaire staat zijn de mensen verplicht om maandelijks al hun eigen verbouwde voedsel in te leveren.
C
In de Sovjet-Unie werd door middel van propaganda in het onderwijs, op straat en in de krant geprobeerd de bevolking van het communisme te doordringen.
D
In een totalitair systeem wordt het totale doen en laten van de mensen bepaald door de staat.

Slide 8 - Quizvraag

Communisme

Slide 9 - Tekstslide

Communisme is een vorm van socialisme!
(ontstond in tijdvak 8, politiek maatschappelijke stromingen!)


communisme - politieke stroming die streeft naar gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen, waardoor gelijkheid tussen de sociale klassen ontstaat.

Slide 10 - Tekstslide

Sociale verschillen
In de geschiedenis zijn er volgens Karl Marx ( de grondlegger van het communisme) altijd 2 klassen te onderscheiden:
  • de bezittende klasse
  • de niet bezittende klasse

De groep mensen die niets bezit is steeds meer toegenomen; de bezittende klasse daarentegen wordt steeds kleiner. 

Slide 11 - Tekstslide

Klassenstrijd

Met de industriële revolutie ontstond er een kleine klasse van fabriekseigenaren (kapitalisten) en grote klasse van arbeiders (proletariërs) met tegenstrijdige belangen. 
De fabriekseigenaar wil hoge winst
De arbeider wil een hoog salaris en goede werkomstandigheden.
Volgens Marx leidt dit tot een klassenstrijd; de proletariërs zijn in de meerderheid en komen in opstand.  Ze grijpen de macht en onteigenen het bezit/de productiemiddelen, deze zijn nu van iedereen.  Er ontstaat nu een klassenloze samenleving.
Marx 'voorspelt'  dat deze klassenstrijd zal ontstaan en dat hieruit klassenloze samenleving uit voortkomt. Deze theorie is de basis van het communisme 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Van kapitalisme naar communisme in fasen
  • kapitalisme - kleine, liberale overheid, productiemiddelen van particulieren; eigenaren bedrijven streven naar winst (ten koste van werknemers)


  • socialisme - grote rol overheid, productiemiddelen worden herverdeeld (ook deels in handen van overheid). Dit is slechts een tussenfase!


  • communisme - geen overheid meer, klassenloze samenleving,  productiemiddelen zijn van iedereen
klassenstrijd

Slide 14 - Tekstslide

Communisme in de praktijk van de Sovjet-Unie
SU was eerste communistische land ter wereld, opgericht in 1922. De SU had een totalitair regime, want:
  • In de SU was 1 partij toegestaan (de communistische), 
  • deze partij bepaalde de economie. Er ontstonden staatsbedrijven en privébezit van productiemiddelen was verboden.
  • actief gebruik van propaganda en censuur
  • onderdrukking van andersdenkenden

Slide 15 - Tekstslide

‘Thank you beloved Stalin for our happy childhood’, Viktor Govorkov, 1936

Slide 16 - Tekstslide



persoonsverheerlijking:
Om het volk te laten zien dat hij de beste leider
voor volk was, in het beste land.  
Liet Stalin zich graag afbeelden als een geweldige leider.
een vader voor het volk.

Slide 17 - Tekstslide

Stalin: onze Grote Leider
De propaganda was effectief;  pas na zijn dood in 1953 kwam men erachter dat hij verantwoordelijk was voor ongeveer 20 miljoen doden. 

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik bron 1
De mening van de vrouw over Stalin is opmerkelijk. Maar haar mening is wel te verklaren door een onderdeel van de politiek van Stalin.
 Geef met behulp van de bron aan waarom de mening van de vrouw
opmerkelijk is.
 Geef een verklaring voor deze mening

Slide 19 - Open vraag

Bron 1 - Een vrouw schrijft over haar arrestatie (1937):
 Toen ik werd gearresteerd begreep ik niet waarom. Ik zat tweeëneenhalf jaar in de gevangenis en werd vervolgens naar een kamp gestuurd. Geen moment kwam het in mij op om Stalin te beschuldigen. Als anderen dat wel deden, nam ik het altijd voor Stalin op. Ik zei steeds: "Het is onmogelijk dat alles wat in de partij gebeurt Stalins toestemming heeft. Dat is onmogelijk."

Slide 20 - Tekstslide

Bekijk bron 2.
De foto is regelmatig ingezet als propaganda. Geef aan op welke manieren je de foto kunt inzetten als propaganda.

Slide 21 - Open vraag

bron 2

Slide 22 - Tekstslide

Een uitspraak: De Sovjet-Unie onder
Stalin kende een totalitair systeem.
Welke van de volgende kenmerken
horen bij een totalitair systeem?

A
Uitspraken A,C,D,E,F horen bij een totalitair systeem.
B
Uitspraken A,D, F horen bij een totalitair systeem
C
Uitspraken A,C,D,F horen bij een totalitair systeem.
D
Alle uitspraken horen bij een totalitair systeem.

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk de prent. Wat is de mening van de tekenaar
met betrekking tot het communisme,
leg je antwoord uit door te verwijzen
naar 2 beeldelementen.

Slide 24 - Open vraag

censuur...

Slide 25 - Tekstslide

Goelag-archipel

Slide 26 - Tekstslide


Goelag-archipel

Protesterende boeren en politieke tegenstanders moesten dwangarbeid verrichten in strafkampen van  de Goelag.

Veel van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Fascisme

Slide 29 - Tekstslide

Mussolini
Na WOI verkeerde Italië in een totale chaos. Benito Mussolini droomde van een sterk en machtig Italië. In 1920 richtte hij het fascisme op, een politieke beweging met een sterk totalitaire ideologie

Slide 30 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is.

  • Gehoorzaamheid, nationalisme en man als hoofd van het gezin erg belangrijk

Slide 31 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)


Slide 32 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 33 - Tekstslide

er volgt een kort fragment waarin het fascisme nogmaals wordt uitgelegd

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Welk kenmerk hoort niet bij het fascisme van Mussolini?
A
Geweld is goed
B
Democratie is slecht
C
Joden zijn slecht
D
Nationalisme is belangrijk

Slide 36 - Quizvraag

Nationaalsocialisme

Slide 37 - Tekstslide

Nationaal-
socialisme
politieke stroming
combinatie van 
fascisme 
rassenleer & streven naar Lebensraum

Slide 38 - Tekstslide

Nationaalsocialisme =Nationalistisch
Duitsland en het Duitse volk moesten weer groot en sterk worden
  • Heim ins Reich - alle Duitsers zouden in een groot Duitsland moeten wonen
  • Lebensraum - het veroveren van grondgebied in Oost-Europa om Duitsland groter en sterker te maken

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Nationaalsocialisme maakte veel gebruik van propaganda en censuur

Slide 42 - Tekstslide

Jud Süß is een film uit 1940 geproduceerd voor het nazi-regime. De film was een groot succes in nazi-Duitsland en werd bekeken door meer dan twintig miljoen mensen. Onderwerp van de film is het verhaal van Joseph Süß Oppenheimer, een in 1698 geboren Joodse bankier in Stuttgart.
Het in de film vertelde verhaal komt niet overeen met de historische bronnen; de Joden in de film worden geportretteerd volgens karakteristieke nazi-stereotypen: ze hebben een lange haakneus, zijn materialistisch, immoreel, onbetrouwbaar en lelijk.

Slide 43 - Tekstslide

Nationaalsocialisme maakte gebruik van onderdrukking en geweld

Slide 44 - Tekstslide

Nationaalsocialisme = antisemitisch

Slide 45 - Tekstslide

Antisemitisme
  • Er waren Übermenschen (ariërs). Dit waren mensen uit Noord- en West-Europa, afstamden van Germanen

  • Oost-Europa en Russen, niet-arisch, waren Untermensch . De meeste ongevaarlijk

  • Joden waren volgens de nazi's minderwaardig en  wel gevaarlijk
Sterk ras = Arische ras, Germaanse ras
Zwak ras = Slavische ras (Polen, Russen), Homoseksuelen, Psychiatrische patienten, erfelijk zieken
Allerlaagste ras = Joodse ras
De Nazi's zagen de joden als ongedierte dat uitgeroeid moest worden
Doel nazi's = uitroeien alle joden



!

Slide 46 - Tekstslide

Gebruik de bron.
Welk begrip is van toepassing op de bron?
A
antisemitisme
B
Lebensraum
C
terreur
D
totalitair

Slide 47 - Quizvraag

Wat zijn de twee kenmerken die nationaal-socialisme wel kent, maar fascisme niet?
A
Rassenleer en het leidersbeginsel
B
Leidersbeginsel en Lebensraum
C
Rassenleer en Lebensraum
D
Leidersbeginsel en verheerlijking van geweld

Slide 48 - Quizvraag

Waar hoort de afbeelding bij?
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
Fascisme en nationaalsocialisme
D
Nationalisme

Slide 49 - Quizvraag

Maak de juiste combinaties
het idee dat je eigen ‘ras’ (soort) beter is dan andere ‘rassen’.
manier van denken van mensen die het leger heel erg belangrijk vinden
zeer nationalistische, anti democratische en totalitaire politieke beweging
zeer nationalistische, anti democratische, totalitaire en racistische politieke beweging
Fascisme
militairisme
racisme
nationaalsocialisme

Slide 50 - Sleepvraag

Het grote inhoudelijke verschil tussen de fascisme en nationaalsocialisme is
A
Dat het nationaalsocialisme ondemocratisch is
B
Dat het nationaalsocialisme propaganda kent
C
Dat het nationaalsocialisme in Duitsland is
D
Dat het nationaalsocialisme racistisch is

Slide 51 - Quizvraag

voor alle zekerheid een filmpje met uitleg over het fascisme en het nationaalsocialisme

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Video