samenvatting - oefenopdracht mavo/h 1 chapitre 3

chapitre 3 oefenopdrachten
hoofdstuk 3 
partie 1 - ABCD
partie 2 - EFGH
Samenvatting in de boek 
vocabulaire et phrases-cles pages 128 129 130 
grammaire page 131
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

chapitre 3 oefenopdrachten
hoofdstuk 3 
partie 1 - ABCD
partie 2 - EFGH
Samenvatting in de boek 
vocabulaire et phrases-cles pages 128 129 130 
grammaire page 131

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulaire ABEF + phrases-clés CG
pages 128 129 et 130

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent:
toujours
A
vooral
B
altijd
C
natuurlijk
D
goed

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent:
A l'heure
A
te laat
B
vroeg
C
op tijd
D
vandaag

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent:
en retard
A
vandaag
B
te laat
C
te vroeg
D
altijd

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent:
tout le monde
A
niemand
B
iedereen
C
het huiswerk
D
ma famille

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent:
Les maths
A
geschiedenis
B
Engels
C
Aardrijskunde
D
wiskunde

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent:
les devoirs
A
geschiedenis
B
het vak
C
het huiswerk
D
wiskunde

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
je finis
A
ik doe
B
ik eindig
C
ik werk
D
ik verget

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent:
faire
A
houden van
B
vergeten
C
maken
D
thuiskomen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent:
Quelle heure est-il?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent:
je finis à quatre heures

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent:
La récré, c'est à quelle heure?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent:
paresseux

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent:
Tout le monde est en retard

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent:
Aujourd'hui nous avons maths

Slide 16 - Open vraag

Traduis en français (vertaal in het Frans)
Vocabulaire ABEF + phrases-clés CG
pages 128 129 et 130

Slide 17 - Tekstslide

Hoe laat is het?

Slide 18 - Open vraag

Hoe laat is de pauze?

Slide 19 - Open vraag

Houd je van geschiedenis ?

Slide 20 - Open vraag

Is hij streng?

Slide 21 - Open vraag

Nee, hij is aardig?

Slide 22 - Open vraag

mercredi
vendredi
mardi
jeudi
dimanche
lundi
zondag
donderdag
woensdag
dinsdag 
vrijdag
maandag

Slide 23 - Sleepvraag

GRAMMAIRE bron D page 131
Le verbe ETRE 
Het werkwoord ZIJN

Slide 24 - Tekstslide

Le verbe être 
Être betekent ‘zijn’
Onregelmatig
Rijtje helemaal uit je hoofd leren 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

On s'exerce!...
even oefenen...

Slide 28 - Tekstslide

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 29 - Sleepvraag

ils ... en retard
A
es
B
sont
C
sommes
D
suis

Slide 30 - Quizvraag

C'......formidable!
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 31 - Quizvraag

Je ... en cinquième A
A
es
B
est
C
sommes
D
suis

Slide 32 - Quizvraag

tu ... dans la salle de classe
A
suis
B
est
C
es
D
sont

Slide 33 - Quizvraag

elle......dans la classe de ma copine
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 34 - Quizvraag

GRAMMAIRE bron H page 131
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 35 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. In het Frans hangt de vorm altijd af van het zelfstandig naamwoord dat volgt.

Slide 36 - Tekstslide

(hun) profs sont sympas

Slide 37 - Open vraag

(mijn) soeur s'appelle Anne

Slide 38 - Open vraag

(jouw) matière préférée est la géographie

Slide 39 - Open vraag

(onze) prof de français est madame Hautot

Slide 40 - Open vraag

(zijn) frère est au collège

Slide 41 - Open vraag