Hoofdstuk 2 - Persoongegevens noteren

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Persoonsgegevens invullen

Wat zijn je persoonsgegevens?

Hoe vul je dat juist in?

Wat is je roepnaam?

1. Zo word je genoemd door je familie
2. Eerste naam in je paspoort

Wat is je voornaam?

1. De eerste naam in je paspoort
2. Zo noemen je vrienden jou

Doelen van de les

• Ik weet hoe ik mijn persoonsgegevens juist moet invullen op een formulier
• Ik weet de afkortingen die met persoonsgegevens te maken hebben
  

Wat zijn persoonsgegevens?

Is alle informatie over een persoon. Over jou...

Denk aan: naam, adres, bankgegevens , e-mailadres etc.

Een sportclub of bijv. een bedrijf hebben soms gegevens van je nodig als je lid wilt worden. Anders kunnen zij geen geld ontvangen 

(bankgegevens) of kan jouw tijdschrift niet naar je toegezonden worden.

Hoe noteer je die gegevens goed? Wat wordt er gevraagd?

Voornaam: Je eerste naam in je paspoort/id

Tussenvoegsel: de, van, het, van de , van den ( etc.)

Achternaam: Je familienaam ( bijv. de Vries, Jansen, Haanschoten)

Roepnaam:Zo word je genoemd. Je kunt bijvoorbeeld in je paspoort Cornelis heten. Je roepnaam kan dan Coen zijn.

Voorletter: De eerste letter van je voornaam. Je schrijft de letter met een hoofdletter.

Dhr.: de heer

Mevr.: mevrouw

Initialen: eerste letters van je namen die in je paspoort of id staan

Adresgegevens

De adresgegevens bestaan uit:

    Straatnaam
    huisnummer
    postcode
    woonplaats

Voorbeeld:

Ds. Kuyperlaan 1

3863 CA

Nijkerk

Belangrijke woorden,

allemaal nét iets anders.

• Woonplaats: de stad of dorp waar je nu woont
• Geboorteplaats: de stad of dorp waar je bent geboren
• Nationaliteit: het land waar je vandaan komt, dat in je paspoort of id staat
• Land van herkomst: Het land waar je geboren bent

Je gebruikt  - se bij nationaliteit: Nederlandse / Turkse /Marokkaanse

Burgerlijke staat

Burgerlijke staat = woonsituatie

• Alleenstaand:je woont alleen. Je kunt wel een relatie hebben maar daar woon je niet mee samen
• Samenwonend: je woont samen met een partner, niet getrouwd
• gehuwd: je woont samen met een partner, getrouwd
• gescheiden: getrouwd geweest
  

Zelf maken

Boekje 

Hoofdstuk 2

Opdracht 1 tot en met opdracht 11

Klaar?

Laat door mij controleren.