Herhaling H5

Lezen paragraaf 7.4 op blz 139 tm 143
Maken opdracht 1 tm 7
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen paragraaf 7.4 op blz 139 tm 143
Maken opdracht 1 tm 7

Slide 1 - Tekstslide

Met welke formule kun je de gemiddelde snelheid berekenen?
A
gemiddelde snelheid= tijd x afstand
B
gemiddelde snelheid= snelheid : afstand
C
gemiddelde snelheid = afstand: tijd
D
gemiddelde snelheid= snelheid:tijd

Slide 2 - Quizvraag

Wim rijdt van huis naar school. Deze rit is 4,5 km lang en duurt 10 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid.


A
450 km/h
B
0,45 km/h
C
27 km/h
D
45km/h

Slide 3 - Quizvraag

Jeanette legt op de fiets een afstand van 10 km af in een half uur.
Bereken de gemiddelde snelheid van Jeanette.

A
20 m/s
B
5,6 m/s
C
10 km/h
D
5,0 km/h

Slide 4 - Quizvraag

juist of onjuist
1. Bij een eenparige beweging heeft de snelheid op
elk moment dezelfde grootte en richting.
2. Constante snelheid is niet hetzelfde als een
eenparige beweging.
A
Bewering 1 is juist.
B
Bewering 2 is juist.
C
Bewering 1 en 2 zijn juist.
D
Bewering 1 en 2 zijn onjuist.

Slide 5 - Quizvraag



Een wandelaar wordt met een stroboscoop gefotografeerd.  Tussen elk beeldje zit 1 seconde.
Bepaal de snelheid van de wandelaar in meter per seconde.
A
0,74 m/s
B
1,0 m/s
C
1.35 m/s
D
1.5 m/s

Slide 6 - Quizvraag

Loes rent 75 meter in 15 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s?
A
0,2 m/s
B
0,5 m/s
C
0,4 m/s
D
5 m/s

Slide 7 - Quizvraag

Omrekenen van snelheid in m/s naar snelheid in km/h doe je door:
A
Snelheid in m/s keer 3,6
B
Snelheid in m/s gedeeld door 3,6
C
Snelheid in m/s keer 36
D
Snelheid in m/s gedeeld door 36

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor soort beweging zie je in deze grafiek?
A
constante snelheid
B
toenemende snelheid
C
afnemende snelheid
D
geen beweging

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor soort beweging zie je in deze grafiek?
A
constante snelheid
B
toenemende snelheid
C
versnelling
D
een vertraagde beweging

Slide 10 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de snelheid in de grafiek?
A
De afstand is constant
B
De snelheid is constant
C
De snelheid verandert
D
De tijd is constant

Slide 11 - Quizvraag


Welke grafiek geeft een constante snelheid weer?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quizvraag

Jan maakt een noodstop.
Het (v,t)-diagram geeft de snelheid weer tijdens een noodstop Welke uitspraak is juist?

A
De reactie-afstand is de oppervlakte onder het schuine stuk van de grafiek
B
De reactie-afstand is de oppervlakte onder het rechte stuk van de grafiek
C
De reactie afstand is de totale oppervlakte onder de grafiek
D
De reactieafstand = gemiddelde snelheid x remtijd

Slide 13 - Quizvraag

Welk deel van de grafiek laat zien dat is er sprake van een versnelling?


A
het blauwe deel
B
het groene deel
C
het oranje deel
D
het zwarte deel

Slide 14 - Quizvraag

In een (s,t)- diagram is een horizontale lijn:
A
stilstand
B
een constante snelheid
C
een vertraging
D
een versnelling

Slide 15 - Quizvraag

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,4 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s
D
88,4 m/s

Slide 16 - Quizvraag

Een bal wordt gefotografeerd met een stroboscoop.

Wat voor soort beweging voert de bal uit?
A
eenparige beweging
B
constante snelheid
C
versnelde beweging
D
vertraagde beweging

Slide 17 - Quizvraag

Waar heeft het balletje de grootste snelheid?
A
bij A
B
bij B
C
bij F
D
bij G

Slide 18 - Quizvraag

Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg.
Welke grootheden beïnvloeden de remweg?
A
de afstand, massa en remkracht
B
de afstand, de massa en snelheid
C
de reactieweg,de remkracht en snelheid
D
de snelheid, de massa en de remkracht

Slide 19 - Quizvraag

Twee renners nemen
deel aan een race.
De grafiek laat zien hoe
hun snelheid in de tijd verandert.

Kan je uitleggen wat
er gebeurd op tijdstip t?
A
Renner 1 heeft geen versnelling meer.
B
Renner 1 haalt renner 2 in.
C
Beide renners rennen met dezelfde snelheid.
D
Renner 2 is aan het afremmen.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de gemiddelde snelheid tussen 3 en 6 uur?
A
30 km/h
B
10 km/h
C
15 km/h
D
20 km/h

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet dit diagram?
A
(t,v)-diagram
B
(v,t)-diagram
C
(m/s,s)-diagram
D
De naam staat er niet bij.

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor soort beweging zie je In gedeelte 2 van de grafiek?

tip: Check eerst of het een (v,t)- of (s,t)-diagram is.
A
Een eenparige beweging
B
Een eenparig versnelde beweging
C
Een eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 23 - Quizvraag

Een auto trekt op vanuit stilstand en blijft dan met dezelfde snelheid rijden. Welk (v,t)-diagram hoort hierbij?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 24 - Quizvraag


Bereken de afgelegde afstand
A
30 m
B
8 m
C
120 m
D
240 m

Slide 25 - Quizvraag


Bereken de afgelegde afstand
van 8 tot 16 seconde
A
150m
B
135m
C
90m
D
120m

Slide 26 - Quizvraag

Van welke factoren hangt je remweg af?
A
je concentratie, je snelheid, het soort wegdek, massa van het voertuig
B
het profiel van de banden, je snelheid, het soort wegdek, de massa van het voertuig
C
vreemde stoffen in je lichaam, je leeftijd, nat of droog wegdek
D
De massa van het voertuig, je vermoeidheid, de grip van de banden

Slide 27 - Quizvraag

Van welke factoren hangt je reactieafstand af?
A
je concentratie, je snelheid, vermoeidheid
B
het profiel van de banden, je snelheid, je concentratie
C
alcohol in je lichaam, je leeftijd, nat of droog wegdek
D
alcohol in je lichaam, vermoeidheid, de grip van de banden

Slide 28 - Quizvraag

Welke afstand is altijd het grootst?
A
Stopafstand
B
Remweg
C
Reactieafstand

Slide 29 - Quizvraag

Gegeven: stopafstand = reactieafstand + remweg
Welke van deze drie afstanden verandert als de bestuurder flink gedronken heeft?
A
remweg + stopafstand
B
reactieafstand + stopafstand
C
alle afstanden
D
reactieafstand + remweg

Slide 30 - Quizvraag


Bereken de reactieafstand met behulp van het (v,t)-diagram.
A
40 meter
B
80 meter
C
60 meter
D
220meter

Slide 31 - Quizvraag


Bereken de remweg met behulp van het (v,t)-diagram.
A
80meter
B
160 meter
C
110meter
D
220meter

Slide 32 - Quizvraag

Twee wandelaars lopen door een straat. Ze vertrekken tegelijk vanaf het zelfde punt en lopen in dezelfde richting.
Wandelaar 1 loopt met een snelheid van 1,6 m/s.
Wandelaar 2 heeft een snelheid van 1,3 m/s.
Hoe groot is de afstand tussen de twee wandelaars na 1 minuut?
A
0,3m
B
78m
C
96m
D
18m

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide