H6.2 Nederland in de wereld - Les 3: Internationale contacten

NEDERLAND
in de wereld






zlb@st-maartenscollege.nl
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NEDERLAND
in de wereld






zlb@st-maartenscollege.nl

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?


  1. Verder met paragraaf 2: Internationale contacten
  2. Morgen bespreken we het GPW


Slide 2 - Tekstslide

LESDOELEN VORIGE LES
1. Je kunt 4 redenen noemen waardoor een vakantiebestemming aantrekkelijk kan zijn.
2. Je kunt 3 van de belangrijkste vakantielanden voor Nederland noemen.
3. Je kunt 2 belangrijke herkomstlanden van buitenlandse toeristen noemen.
4. Je kunt aan de hand van 3 redenen uitleggen waarom het aantal vakanties naar het
buitenland is gegroeid.
5. Je kunt uitleggen waarom Nederland een aantrekkelijke vakantiebestemming is voor
buitenlandse toeristen.
6. Je kunt in eigen woorden uitleggen wat massatoerisme betekent.

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn 4 redenen waarom mensen ergens heen gaan of dat een bestemming populair is.
  1.  Klimaat - Is het lekker weer? Anders dan Nederland?
  2. Natuur - Is er natuur die heel mooi is, iets wat je thuis niet hebt?
  3. Cultuur - Mensen zoeken andere culturen op.
  4. Voorzieningen - Heeft een bestemming mooie stranden, goeie restaurants, winkels, pretpark etc.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Check huiswerkopdrachten
H6.1:

1 t/m 5 + 8

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

H6.1: Op reis in Nederland en daarbuiten

Slide 8 - Tekstslide

4. Voorzieningen
Iets waar iedereen gebruik van kan maken, zoals een winkel, school, bibliotheek, dokterspraktijk, park of speelveldje.

Dus ook hotels en restaurants.

Slide 9 - Tekstslide

Vanaf de jaren '60

Meer:
Vrije tijd
Welvaart
Mobiliteit

Slide 10 - Tekstslide

OPEN PAGINA 89 IN JE LESBOEK

5. Je kunt uitleggen waarom Nederland een aantrekkelijke vakantiebestemming is voor
buitenlandse toeristen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

LESDOELEN
7. Je kan in eigen woorden het begrip globalisering uitleggen.
8. Je kunt 2 voordelen en 2 nadelen noemen van globalisering.
9. Je kunt uitleggen waarom de Europese Unie is ontstaan.
10. Je kan 3 voorbeelden noemen van exportproducten van Nederland.
11. Je kan 3 voorbeelden noemen van importproducten voor Nederland.
12. Je kunt 4 vormen van landbouw noemen. (B181)

Slide 13 - Tekstslide

H6.2: Internationale contacten

Slide 14 - Tekstslide

IMPORT & EXPORT
Import
Als producten het land binnenkomen, heet ook invoer.

Export
Als producten het land uitgaan, heet ook uitvoer.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Je kan 3 voorbeelden noemen van exportproducten van Nederland.

Slide 17 - Open vraag

Je kan 3 voorbeelden noemen van importproducten van Nederland.

Slide 18 - Open vraag

GLOBALISERING
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie.

De wereld wordt steeds kleiner...

Slide 19 - Tekstslide

GLOBALISERING

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

B181: Landbouw
Open B181 in je basisboek (p.118) en je schrift.
  • Je kunt 4 vormen van landbouw noemen.
  • Schrijf per vorm van landbouw in minimaal één zin op wat het precies is.

Klaar? Maak opdracht 6 t/m 9 van H6.2 in het werkboek.

Slide 22 - Tekstslide

1. AKKERBOUW

Slide 23 - Tekstslide

2. TUINBOUW

Slide 24 - Tekstslide

3. VEETEELT

Slide 25 - Tekstslide

4. BOSBOUW

Slide 26 - Tekstslide

Wat is geen vorm van landbouw?
A
Akkerbouw
B
Veeteelt
C
Fruitbouw
D
Tuinbouw

Slide 27 - Quizvraag

Bij welke vorm van landbouw kom je kassen tegen?
A
Akkerbouw
B
Tuinbouw
C
Veeteelt
D
Bosbouw

Slide 28 - Quizvraag

Uit welke vorm van landbouw komt melk en kaas?
A
Akkerbouw
B
Tuinbouw
C
Veeteelt
D
Bosbouw

Slide 29 - Quizvraag

Wat zie je op de afbeelding rechts?
A
Akkerbouw
B
Tuinbouw
C
Veeteelt
D
Bosbouw

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Lees H6.2
  • Maak opdracht 1 t/m 5
  • Gebruik de atlas bij vraag 4 en 5

Regels wanneer je aan het werk bent:
  • Je mag samenwerken (fluisterend).
  • Steek je vinger op als je iets wilt zeggen!

Slide 31 - Tekstslide

BESPREKING GPW
VUL 1 t/m 4 alvast in
                               ALLEEN EEN POTLOOD OP TAFEL
We bespreken alle vragen, leer hiervan voor je SO en GPW.

Je mag één vraag per persoon stellen.
Ergens mee oneens?
  • Zet een * in de kantlijn dan kijk ik er dit weekend naar.

Slide 32 - Tekstslide