Nederlands maandag 18 december persoonsvorm tt/ sterke en zwakke ww

Welkom bij Nederlands!
- ga rustig zitten
- leg je Nederlandse boek, schrift en etui klaar  
- leesboek!
 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
- ga rustig zitten
- leg je Nederlandse boek, schrift en etui klaar  
- leesboek!
 

Slide 1 - Tekstslide

lezen!

- 5 minuten lezen
 
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
cursus 7: par 8 Spelling persoonsvorm tt, blz. 238
                    par 9 Sterke en zwakke werkwoorden, blz. 240

we starten eerst met paragraaf 9!

opdrachten maken
woordenschat









Slide 3 - Tekstslide

terugblik
- meervouden en verkleinwoorden

Slide 4 - Tekstslide

huiswerk controleren/nakijken
- opdrachten (blz. 234 -237) nakijken uit antwoordenboekje


vragen over huiswerk?
schrijf deze op!








timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat leer je deze les?
Je leert de persoonvorm tegenwoordige tijd spellen
Je leert sterke en zwakke werkwoorden herkennen
woordenschat

Slide 6 - Tekstslide

wat weet jij van:
de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Slide 7 - Tekstslide

wat weet jij van:
sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 8 - Tekstslide

tip!
Een sterk werkwoord verandert in de verleden tijd van klank

Slide 9 - Tekstslide

 sterke en zwakke werkwoorden
theoriefilmpje bekijken we samen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

samen oefenen
- opdracht 1, blz. 240








Slide 12 - Tekstslide

zelfstandig werken
- stap 1
- lees de theorie blz. 238 en maak opdracht 1 t/m 3  blz. 238 en 239
- stap 2:
- lees de theorie blz. 240 en maak opdracht 1 en 2
- klaaropdracht: woordenschat (zie volgende slide)
alle opdrachten zijn huiswerk!










timer
25:00

Slide 13 - Tekstslide

woordenschat
- WOORDENLIJST:

Opdracht: kies uit de woorden van paragraaf 4, vier woorden.
Van elk gekozen woord maak je een zin.








Slide 14 - Tekstslide

 activiteit – bezigheid
 bestempeld – genoemd; aangemerkt
 creaties – ontwerp; wat gemaakt is
 customizen – volgens je eigen wensen of smaak
 digitale – computertechnische
 doorgaans – meestal; bijna altijd
 identiek – er net zo uitzien
 indien – als; onder de voorwaarde dat
 lanceerden – beginnen; starten
 levensechte – zoals ze er in het echt uitzien; net echt levend
 loze – lege; vrije
 middenklasse – mensen met een gemiddeld inkomen; net boven arbeiders
 seizoen – periode; serie afleveringen
 versie – uitvoering
 wetenschappelijk – door universitair onderzoek gedaan

Slide 15 - Tekstslide

terugblik
-het rad kiest een naam!
- leg uit
- persoonsvorm tt
- sterke en zwakke ww

Slide 16 - Tekstslide

vooruitblik
persoonvorm verleden tijd
zwakke en sterke 
werkwoordne

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

zelfstandig werken
Maak opdracht 2 t/m 4, blz. 214 en 215

Klaaropdracht: werkblad (bij docent)
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

terugblik les
wat heb je deze les geleerd?

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

terugblik - denken
-noteer: welke tekstdoelen ken je (noem er minimaal 2!!)
                   wat wil de schrijver hiermee bereiken
                   en noem voorbeelden van de tekstsoort hierbij

let op! het boek blijft dicht 







timer
1:30

Slide 24 - Tekstslide

delen
- deel je antwoorden met je buur. Kies samen het beste antwoord. (kies één tekstdoel, wat wil de schrijver hiermee en één voorbeeld)






timer
1:30

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link