La rentrée, 2 havo/vwo

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze les gaan we wat kennis reactiveren
Herhaling van voorgaand jaar, grammatica, zinnen, woorden!

Slide 3 - Tekstslide

école
frère
soeur
trousses
ordinateurs
L'
Les
Le
Les
La

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe zet je de volgende twee in meervoud? l'élève en la photo?

Slide 5 - Open vraag

Welke regelmatige werkwoorden ken je in het Frans?

Slide 6 - Woordweb

Welke werkwoord staat niet in de présent?
A
Je mange une pomme.
B
Je regarde le prof.
C
J'ai mangé une pomme.
D
Je cherche mon stylo.

Slide 7 - Quizvraag

QU’EST-CE QUE C’ EST?

LA NATATION
A
TENNISSEN
B
VOLLEYBALLEN
C
PAARDRIJDEN
D
ZWEMMEN

Slide 8 - Quizvraag

NOEM 4 SPORTEN IN HET FRANS.

Slide 9 - Open vraag

SEPT JOURS, C’EST ….
A
UNE SEMAINE
B
UN MOIS
C
UNE ANNÉE

Slide 10 - Quizvraag

QUEL EST LE PREMIER JOUR DE LA SEMAINE?
A
DIMANCHE
B
LUNDI
C
JEUDI
D
MERCREDI

Slide 11 - Quizvraag

L’AUTOMNE C’EST QUELLE SAISON?
A
WINTER
B
ZOMER
C
HERFST
D
LENTE

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
een woord waar je de,het en een voor kunt zetten
B
een woord dat sentiment aangeeft
C
een woord dat bezit aan geeft
D
een woord dat iets over een zelfstandig naamwoord zegt.

Slide 13 - Quizvraag

Welke bezittelijk naamwoorden ken je in het Frans?

Slide 14 - Open vraag

C'est (mijn) ........ livre
A
ma
B
ton
C
ta
D
mon

Slide 15 - Quizvraag

Votre prof s'appelle Mme Wesselink
A
haar docent heet mw Wesselink
B
uw docent heet mw Wesselink
C
jullie docent heet mw. Wesselink
D
onze docent heet mw Wesselink

Slide 16 - Quizvraag

..... école s'appelle Montessori College Twente
A
ton
B
ta
C
leur
D
sa

Slide 17 - Quizvraag

La Négation
Plaats
Vorm
Betekenis
Waar moet je op letten?

Slide 18 - Tekstslide

Maak zelf een ontkennende zin in het Frans.

Slide 19 - Open vraag

Hoe vraag je in het Frans of iemand een broer heeft?

Slide 20 - Open vraag

Hoe vraag je wat iemands lievelingsvak is?

Slide 21 - Open vraag

Hoe vraag je de tijd in het Frans?
A
C'est quelle heure?
B
Il y a quelle heure?
C
Quelle heure est-il?
D
Quel âge a-t-il?

Slide 22 - Quizvraag

WAT IS DE JUISTE VOLGORDE VAN DE FRANSE VLAG?
A
BLEU, BLANC, ROUGE
B
ROUGE, BLANC, BLEU
C
BLANC, ROUGE, BLEU
D
BLEU, ROUGE, BLANC

Slide 23 - Quizvraag

HOE HEET DIT DIER DAT SYMBOOL STAAT VOOR FRANKRIJK?
A
LE CHIEN
B
LE CHAT
C
LA POULE
D
LE COQ

Slide 24 - Quizvraag

WELK LAND IS GEEN BUURLAND VAN FRANKRIJK?
A
LUXEMBURG
B
ZWITSERLAND
C
OOSTENRIJK
D
ANDORRA

Slide 25 - Quizvraag

IN WELKE STAD VINDT JAARLIJKS HET FILMFESTIVAL PLAATS?
A
PARIJS
B
MARSEILLE
C
LYON
D
CANNES

Slide 26 - Quizvraag

HOEVEEL MENSEN SPREKEN FRANS OVER DE HELE WERELD?
A
100 MILJOEN
B
200 MILJOEN
C
300 MILJOEN

Slide 27 - Quizvraag

Noem zoveel mogelijk Franse automerken

Slide 28 - Open vraag

HOE ZEG JE IN HET FRANS HOE JE HEET?

Slide 29 - Open vraag

Een heel gezonde groente heet: CHOUX DE BRUXELLES.
Welke groente is dit?
A
Winterpeen
B
Witlof
C
Bloemkool
D
Spruitjes

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide