Infectiologie en Immunologie

Infectiologie en immunologie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Infectiologie en immunologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectiologie en immunologie
Infectieziekten worden veroorzaakt door micro-organismen (virussen, bacteriën, schimmels en parasieten) en komen veel voor. Ze kunnen ontstaan als het afweersysteem tekortschiet of als het micro-organisme erg sterk is

Zorgvragers met een immunologische aandoening kunnen een verzwakt afweersysteem hebben. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke is/zijn onjuist?
A
per jaar sterven in NL 1000 pt aan een ziekenhuisinfectie
B
70.000 patienten/jaar krijgen een ziekenhuisinfectie
C
de meest voorkomende ziekenhuisinfectie is een lijnsepsis
D
6%vd opgenomen patiënten krijgt een ziekenhuisinfectie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(soorten) BRMO's
Bacteriën die ongevoelig (resistent) zijn voor meerdere antibiotica. Deze bacteriën worden Bijzonder Resistente Micro-Organismen (BRMO’s) genoemd.
• MRSA (Meticilline Resistente Staphylococcus aureus); deze bacteriën zitten meestal op de huid.
• ESBL (Extended Spectrum Beta-Lactamase vormende Enterobacteriaceae); deze bacteriën zitten meestal in de darm.
• VRE (Vancomycine Resistente Enterococ); deze bacteriën zitten meestal in de darm.
• MRAB (Multiresistente Acinetobacterspecies); deze bacteriën zitten meestal in de darm.
• CPE (Carbapenemase Producerende Enterobacteriacae); deze bacteriën zitten meestal in de darm
• PRP (Penicilline Resistente Pneumococcen); deze bacteriën zitten meestal in de luchtwegen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweerreacties in het lichaam

Slide 7 - Tekstslide

Signaalvermenigvuldigingsysteem 
Onze afweer
Aspecifieke afweer                                               Specifieke afweer
  • Aangeboren                                                       -Het immuunsysteem                                                     
  • Tegen alle ziekteverwekkers gericht      -Tegen 1 speciefieke antigen


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antigenen en lymfocyten
Antigenen: Kunnen door ziekteverwekkers gevormd worden. Ze verraden de aanwezigheid van de ziekteverwekker. Lokken een afweerreactie uit die begint met het mobiliseren van lymfocyten.

Lymfocyten: 2 soorten; B- en T-lymfocyten. Deze gaan na aanmaak zwermen door bloed en lymfe. Gaan zich vermeerderen, en maken de ziekteverwekker/ de cel onschadelijk en kunnen antistoffen maken. Deze zorgen voor herkenning als ze nogmaals indringen (geheugencellen). Dan wordt je niet weer ziek. Je wordt immuun.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ons eerste afweermechanisme van de aspecifieke afweer?
A
Lymfeklieren
B
Huid en slijmvliezen
C
Antistoffen
D
Bloed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe doen de huid en slijmvliezen dit:
- De opperhuid bestaat uit dode, verhoorde cellen. Daar kunnen bijna geen stoffen doorheen.
- Zweetklieren en talgklieren scheiden stoffen uit die ervoor zorgen dat de huid een beetje zuur is. Hierop overleven veel bacteriën niet.
- Speeksel, traanvocht en slijm bevatten lysozym. Is een antibacterieel enzym die veel bacteriën vernietigt.
- Kleverig slijm van trilhaarslijmvlies in luchtwegen vangt veel ziekteverwekkers weg.
- Maagslijmvlies produceert zoutzuur, kunnen veel ziekteverwekkers niet tegen.
- Urinewegen worden met urine schoon gespoeld.
- Slijm in de vagina is zuur.
- Lichaamseigen bacteriën helpen ziekteverwekkers te doden door stoffen af te scheiden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 6 verschijnselen bij een ontsteking.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstekingsreactie
Bij een kleine huidwond geven verschillende cellen alarmstoffen af. Dit noem je ontstekingsmediatoren.  Één daarvan is histamine, een weefselhormoon.
Deze zorgt voor plaatselijk bloedvatverwijding. Hierdoor neemt doorbloeding toe. Wordt de huid roder en warmer. Ook treedt zwelling op rondom wond door toename weefselvocht (zitten afweercellen in). Veroorzaakt pijn; hierdoor gaat lichaam dit weefsel niet gebruiken. Pus door 'veldslag'witte bloedcellen met binnendringers. Gestoorde functie door zwelling en pijn, voor rust voor gebied wond. Koorts remt de groei van ziekteverwekkers, versnelt fagocytose en weefselherstel.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemene voorzorgsmaatregelen

•Voorkomen van infecties van medewerker naar patiënt

•Voorkomen van infecties van patiënt naar patiënt via medewerker
•Voorkomen van infecties van patiënt naar medewerker


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eerst wassen met water en zeep en daarna handalcohol gebruiken zorgt voor de schoonste handen
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
lange mouwen
B
stethoscoop om de nek
C
jas niet dicht
D
a, b en c

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de witte jas
  • moet dicht!
  • heeft korte mouwen
  • elke dag een nieuwe jas
  • niet ermee naar buiten
  • bedekt de eigen kleding


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

persoonlijke hygiene
Kortgeknipte schone nagels. Geen nagellak, geen kunstnagels
Schoon haar. Lang haar opgestoken of bijeengebonden
Baarden en snorren goed verzorgd, schoon en kort geknipt
Indien er een hoofddoek gedragen wordt, dient deze dagelijks vervangen te worden. Het
materiaal van de hoofddoek moet bestand zijn tegen wassen op een temperatuur
van 60°C of hoger

•Handen: bij zichtbare vervuiling en na het gebruik van het toilet moeten de handen
gewassen worden. Tijdens het werk handen veelvuldig desinfecteren (zie 3. Handhygiëne)
•Gedurende werkzaamheden mogen geen ringen (ook geen gladde ringen), armbanden en
polshorloges gedragen worden


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke hygiëne
•Piercings worden gezien als sieraden. Indien een piercing hinderlijk is bij behandeling/
verzorging van de patiënt, dient deze te worden verwijderd
•Schoenen en klompen moeten van goed te reinigen materiaal zijn. Bij zichtbare
verontreiniging schoenen schoonmaken. In verband met hygiëne en veiligheid
worden schoenen met "gesloten neus" aanbevolen
•Tijdens het werk papieren zakdoeken gebruiken. Na gebruik direct weggooien in een
afvalemmer. Hierna handen desinfecteren
•Het is niet toegestaan te eten, drinken of roken in ruimten waar gewerkt wordt met
patiënten of patiënten materiaal.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke auto immuunziektes ken je?

Slide 30 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies