Voltooid deelwoord- tegenwoordig deelwoord extra

Lesdoelen
  • Je kunt het voltooid en tegenwoordig deelwoord spellen. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • Je kunt het voltooid en tegenwoordig deelwoord spellen. 

Slide 1 - Tekstslide

Voltooid- en tegenwoordig
deelwoord

Slide 2 - Woordweb

Voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
  •  Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen    (voltooid).
  • In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van hebben of zijn.
  • Het voltooid deelwoord staat vaak aan het eind van een zin.
  • Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen
  • Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
  • gemaakt
  • gegooid
  • verhuisd
Voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van:

KRABBEN
A
Gekrabt
B
Gekrabd
C
Gekrabben
D
Krabbend

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

BELONEN
A
Beloond
B
Beloont
C
Belonen
D
Belonend

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

VREZEN
A
Gevreest
B
Gevreesd
C
Gevrozen
D
Vrezend

Slide 7 - Quizvraag

Tegenwoordig deelwoord
Een tegenwoordig deelwoord of onvoltooid deelwoord geeft een handeling aan die nog niet voltooid ( klaar is).

Je schrijft het tegenwoordig deelwoord: 
  • infinitief ( hele werkwoord ) + d
  • bijvoorbeeld: etend, lachend

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'slapen'?
A
geslapen
B
slaapt
C
slapen
D
slapend

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'daten'?
A
gedatet
B
datende
C
gedatend
D
datend

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het TEGENWOORDIG DEELWOORD van 'huilen'?
A
gehuild
B
huilend
C
huilent
D
gehuilt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'juichen'?
A
gejuicht
B
gejuichd
C
juichend
D
juichent

Slide 12 - Quizvraag

Kijk opgave 5/ 7 par 4.8 nog eens na
Ga je de antwoorden nog aanpassen?

Slide 13 - Tekstslide