In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
De Oude Grieken
SO 2.2 t/m 2.5
Slide 1 - Tekstslide
Waarom kon in het oude Griekenland geen eenheidsstaat ontstaan?
A
Het berglandschap maakte een centraal bestuur onmogelijk.
B
De Atheners en de Spartanen voerden telkens oorlog met elkaar.
C
Griekenland werd voortdurend aangevallen door de Perzen.
D
Er waren te weinig ambtenaren om heel Griekenland te besturen.
Slide 2 - Quizvraag
Wat was een reden voor de Grieken om te koloniseren?
A
Het willen overheersen van andere volken.
B
Het stimuleren van de handel (export).
C
Het verlangen om de Griekse cultuur te verspreiden.
D
De schaarste aan vruchtbare grond én overbevolking.
Slide 3 - Quizvraag
De oude Grieken woonden in stadstaten. Welke zin over de Griekse stadstaat is NIET juist?
A
Een stadstaat is een stad met omliggend gebied.
B
Een stadstaat was de belangrijkste stad in een staat.
C
Grieken noemden een
stadstaat een polis.
D
Iedere stadstaat had zijn eigen wetten.
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noem je een bestuursvorm waarbij een kleine groep mensen alle macht in handen heeft?
A
Oligarchie
B
Monarchie
C
Tirannie
D
Democratie
Slide 5 - Quizvraag
Perzische Oorlogen
Oorzaak
Gevolg
Peloponnessische Oorlog
Oorzaak
Gevolg
Perzen verslagen
Griekse stadstaten verzwakt
Kolonies betalen veel belasting aan de Perzen
Grote verschillen Sparta en Athene
Slide 6 - Sleepvraag
Welk nieuwe bestuursvorm werd in 507 v.C. in Athene ingevoerd?
A
Tirannie
B
Democratie
C
Monarchie
D
Aristocratie
Slide 7 - Quizvraag
Wie van de volgende vier personen had stemrecht in de Atheense volksvergadering?
A
Een adellijke jongen van 17 jaar.
B
De vrouw van een generaal.
C
Een lage ambtenaar.
D
Een rijke buitenlandse koopman.
Slide 8 - Quizvraag
Net zoals Athene rond 500 voor Chr. heeft Nederland een democratische staatsvorm.
Noem twee verschillen tussen de Atheense democratie en de tegenwoordige democratie in Nederland.
Slide 9 - Open vraag
Gebruik de bron. Deze stadstaat was achtereenvolgens een ....
“In de polis werd de koning vervangen door een adelraad. De edelen bleven elkaar beconcurreren in hun streven de beste te willen zijn. Peisistratos kwam in 546 v.C. aan de macht. Hij was een geliefd tiran, maar tegen het tirannieke bestuur van zijn zoon bundelde de adel zijn krachten. De edelman Kleisthenes, ontwikkelde toen een politiek systeem waarin de burgers inspraak kregen. ”
A
Monarchie – aristocratie – tirannie en democratie.
B
Monarchie – tirannie – democratie en aristocratie.
C
Tirannie – aristocratie – monarchie en democratie.
D
Tirannie – monarchie – aristocratie en democratie.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is hellenisme?
A
De verspreiding van de Romeinse cultuur
B
De verspreiding van de Macedonische cultuur
C
De verspreiding van de Griekse cultuur
D
De verspreiding van de Egyptische cultuur
Slide 11 - Quizvraag
Dit is een koningsgraf uit de stad Petra in het huidige Jordanië, gebouwd in de eerste eeuw na christus.
Waarom vinden we deze bouwstijl ook buiten Griekenland?
Slide 12 - Open vraag
⇒Welke wetenschap hoort bij de volgende filosoof?
Pythagoras
A
Geschiedenis
B
Natuurkunde
C
Wiskunde
D
Politiek
Slide 13 - Quizvraag
Hoe noemen wij de Griekse verhalen over goden?
A
Mythen
B
Sagen
C
Fabels
D
Legenden
Slide 14 - Quizvraag
De belangrijkste vernieuwing die de Grieken vanaf de 6e eeuw v.C. aanbrachten in het denken was dat ze …
A
godenverhalen gebruikten om allerlei verschijnselen te verklaren.
B
zich gingen afvragen of de aristocratie niet beter was dan de democratie.
C
niet langer geloofden in de waarheid van uitspraken van orakels.
D
allerlei verschijnselen probeerden te verklaren door de natuur te onderzoeken.
Slide 15 - Quizvraag
Athene en Sparta waren beiden zelfstandige stadstaten, maar verschilden op een aantal belangrijke punten van elkaar.
Noem drie verschillen tussen Athene en Sparta. Maak daarbij onderscheid op militair, politiek en sociaal gebied.
Slide 16 - Open vraag
Plaats de onderstaande gebeurtenissen in de goede tijdsvolgorde. Wat kwam eerst en wat daarna? A. De oorlog tussen de Grieken en de Perzen B. Griekenland wordt een deel van het Romeinse rijk. C. De Peloponnesische Oorlog D. Het ontstaan van de poleis in Griekenland E. Het stichten van kolonies door de Grieken F. De verovering van een groot deel van het Perzische Rijk door Alexander de Grote