Thema 1.3

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
MZMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vragen?

Slide 3 - Woordweb

Bij een verstandelijke beperking heeft iemand beperkingen in het intellectuele functioneren en het aanpassingsvermogen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 4 - Quizvraag

Er zijn twee manieren waarop je mensen met een verstandelijke beperking kunt indelen: op basis van intelligentie (IQ) en op basis van leeftijd.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 5 - Quizvraag

De persoon met een matige verstandelijke beperking kan meestal niet goed communiceren.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 6 - Quizvraag

Een persoon met een meervoudige handicap is meestal geremd in functioneren.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 7 - Quizvraag

Syndroom van Down is een chromosoomafwijking.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Lichamelijke beperkingen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Waarom?
A
Vrouwen zijn minder ervaren als het gaat om lichamelijk werk, dus raken ze eerder gewond.
B
Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen. Beperkingen stijgen met de leeftijd.
C
Vrouwen zijn het zwakkere geslacht, waardoor ze eerder problemen ondervinden.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Sleep naar de juiste categorie
Motorische beperking
Orgaanbeperking
Amputatie onderbeen
Chronische leverontsteking
Taalslijmziekte
Dwarslaesie
Ziekte van Crohn ( darmziekte)
Ziekte van Duchenne (spierziekte)

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Sleep naar de juiste categorie
Doof
Blind
Let op je intonatie
Vertel wat er te zien is
Benader niet van achteren
Eerst de naam noemen
Aankijken terwijl je spreekt. 
Laat dingen met handen betasten om te begrijpen. 

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Progressieve ziekte wordt steeds ............A/B?
De ziekte is vaak .......... C/D? dodelijk.
A
erger
B
minder erg
C
wel
D
niet

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Sleep naar de juiste categorie
Juist
Onjuist
Een CVA is een beroerte. 
TIA is een CVA MET blijvende gevolgen
CVA gaat het om een hersenbloeding
CVA: bloedvoorziening hersenen acuut onderbroken
CVA komt meest voor als oorzaak aangeboren hersenletsel.

Slide 28 - Sleepvraag

Wat zou jij doen als je bij een cliënt de verschijnselen van een TIA herkent?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
A
Alleen een zware epileptische aanval kan noodlottig uitpakken, kortdurende aanvallen vormen geen risico.
B
Hersenletsel heeft vaak niet heel ingrijpende gevolgen.
C
Iemand met epilepsie heeft meestal geen ziekteverschijnselen in de periode tussen de aanvallen.

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Leg uit in je eigen woorden:
Dementie

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Sleep naar de juiste categorie
Spraakstoornis
Taalstoornis
Afasie is een ..........
Stotteren is een voorbeeld van een ......
Klanken, woorden, zinnen verkeerd UITSPREEKT
Woorden, zinnen verkeerd begrijpt/gebruikt. 

Slide 35 - Sleepvraag

Slide 36 - Tekstslide

Vanaf nu probeer ik geen huiswerk meer te geven. Deel van de werkboek opdrachten zitten in les verwerkt. 

Les hoofdstuk 1.4 alvast door. 

Slide 37 - Tekstslide