Ondernemen is risico nemen $4.3 Principaal-agent relatie

Principaal-agent model = model waarbij de ene actor (de principaal)
taken vaststelt en opdrachten geeft die de andere actor (de agent) uitvoert
tegen een bepaalde beloning (en bij slechte uitvoering komt er een straf)
 
Drie kenmerken:
 1. principaal en agent hebben verschillende belangen
 2. informatie is asymmetrisch (leidt tot averechtse selectie en moral hazard) 
 3. er is sprake van transactiekosten

Principaal-agentmodel
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Principaal-agent model = model waarbij de ene actor (de principaal)
taken vaststelt en opdrachten geeft die de andere actor (de agent) uitvoert
tegen een bepaalde beloning (en bij slechte uitvoering komt er een straf)
 
Drie kenmerken:
 1. principaal en agent hebben verschillende belangen
 2. informatie is asymmetrisch (leidt tot averechtse selectie en moral hazard) 
 3. er is sprake van transactiekosten

Principaal-agentmodel

Slide 1 - Tekstslide


De agent (CEO) is beter geinformeerd:
1. agent weet meer over zichzelf
2. agent kent de organisatie beter waarbinnen hij werkt


Kan leiden tot averechtse selectie en moral hazard 
Principaal-agentmodel
Informatie asymmetrie

Slide 2 - Tekstslide

* informachterstand tegengaan

Aandeelhouders (principaal) kiezen een CEO (agent) met ruime bestuurservaring

Patient (principaal) zoekt zelf informatie over de behandeling van de arts (agent)
Averchtse selectie:

Slide 3 - Tekstslide

De agent en de principaal hebben waarschijnlijk 
een gezamenlijk belang én een eigenbelang.
Asymmetrische informatie in het 
voordeel van de agent kan zorgen 
voor een problematische relatie
Principaal-agent probleem:

Slide 4 - Tekstslide

Let bij elk principaal-agent probleem op drie elementen:
1. Wie huurt wie in:
   wie is de principaal en wie de agent?
2. Eigenbelang:
    waarin hebben de twee partijen een
    (conflicterend) belang/doel?
3. Asymmetrische informatie:
    op welke wijze heeft de agent meer 
    informatie dan de principaal? 
Principaal-agent probleem:

Slide 5 - Tekstslide

Een principaal-agent probleem kan op twee manieren worden opgelost:
I    Zorg ervoor dat de agent hetzelfde belang krijgt als de principaal
     --> bijv. prikkelcontracten (= contracten die ervoor zorgen dat de
           principaal en de agent dezelfde doelstellingen hebben)
II   Verminder de asymmetrische informatie
      --> als de principaal meer informatie heeft, kan de agent minder
            goed zijn eigenbelang nastreven
      --> bijv. benchmarks (= de gemiddelde prestatie van vergelijkbare
            agenten) of een second opinion (= de mening over de prestatie
            van de agent door een andere agent)
Principaal-agent probleem:

Slide 6 - Tekstslide

 1. zelf goederen/diensten gaan produceren
 2. goederen/diensten gaan laten produceren
 3. internaliseren van externe effecten
Instrumenten bij een ontbrekende markt (creëren van een markt)

Slide 7 - Tekstslide

--> De markt faalt:
      - prijzen zijn te hoog of te laag
      - (on)wenselijke producten
      - externe effecten
      - (on)gewenste machts- of monopolieposities
      - bescherming (eigen/essentiële) sectoren
--> Het 'natuurlijke' marktevenwicht is niet wenselijk
Een falende markt

Slide 8 - Tekstslide

 1. prijsregulering
 2. heffingen en subsisdies
 3. wet- en regelgeving
Instrumenten bij een falende markt

Slide 9 - Tekstslide

Marktwerking = situatie dat er concurrentie is om de gunst van de vrager
1.  privatiseren (via de fasen: verzelfstandiging, liberalisering 
    en eigendomsoverdracht)
2. veilen van concessies (= alleenrecht voor een bedrijf om een
    aantal jaren een product op de markt te brengen)
3. uitbesteden (= overheid geeft opdrachten aan derden om 
    die uit te voeren)

Slide 10 - Tekstslide

Aandachtspunten bij privatiseren:
1.  wettelijk monopolie (CBR) /natuurlijk monopolie (NS)

2. geen concurrentie leidt tot onwenselijke machtsposities

3. hogere prijzen leiden tot een kleiner consumentensurplus

4. afhankelijkheid (energie, medicijnen etc)

Slide 11 - Tekstslide