In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Zorg leerdoel 2
Zorg leerdoel 2
Slide 1 - Tekstslide
Wat behandeld de neuroloog?
A
Neuronen
B
Hersenen
C
Hart
D
Longen
Slide 2 - Quizvraag
Wie verwijst door?
A
Huisarts
B
Doktersassistent
C
Praktijkondersteuner
Slide 3 - Quizvraag
Welke beschrijving past bij een ct-scan?
A
Apparaat om in de buik te kijken
B
Kleine camera waarmee je naar binnen gaat
C
Doorsnede van lichaam maken
D
Het onderzoeken van bloed
Slide 4 - Quizvraag
Waar is een dermatoloog in gespecialiseerd?
A
Bloed
B
Huid
C
Haren
D
Botten
Slide 5 - Quizvraag
Welke artsen werken op de huisartsenpost?
A
Spoedeisende hulp artsen
B
Trauma arts
C
Huisarts
D
Verpleegkundige
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Soorten gezondheid
Lichamelijk: Gezond lichaam
Geestelijk: Gedachten en gevoelens
Sociaal gezond: Goed voelen bij andere mensen
Slide 8 - Tekstslide
3 vormen van zorg die je kunt toepassen
Zelfzorg: betekent: je zorgt voor jezelf. Bijvoorbeeld: je neemt een pijnstiller voor je hoofdpijn en gaat naar bed. Jezelf wassen, aankleden en eten hoort ook bij zelfzorg.
Slide 9 - Tekstslide
2. mantelzorg
betekent: zorgen voor elkaar. Je krijgt hulp van mensen in je omgeving: familie, vrienden of buren. Voorbeeld: je ouders zorgen soms voor jou, jij zorgt soms voor je zusje en je tante zorgt voor je moeder. Je zorgt voor de mensen om je heen.
Slide 10 - Tekstslide
3. Professionele zorg
is zorgen als beroep. Bijvoorbeeld: een huisarts, tandarts, wijkverpleegkundige of apotheker. Mensen die professionele zorg geven worden hiervoor betaald.
Slide 11 - Tekstslide
Aan het werk
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
1. Noem 5 soorten artsen die in het ziekenhuis werken 2. leg uit wat mantel zorg is? 3. wat heb je geleerd vandaag? 4. wat zou je graag dit thema willen leren?