QUIZ Organen en cellen

Bart zegt: "Ik kan me al registreren als donor, want ik ben 13 jaar."

Klopt het wat Bart zegt?

A
ja
B
nee
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Bart zegt: "Ik kan me al registreren als donor, want ik ben 13 jaar."

Klopt het wat Bart zegt?

A
ja
B
nee

Slide 1 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een orgaanstelsel?

A
oog
B
skelet
C
bloedvatenstelsel
D
darmen

Slide 2 - Quizvraag

Een groep samenwerkende organen noem je een ...
A
cel
B
orgaan
C
weefsel
D
organenstelsel

Slide 3 - Quizvraag

Enkele organen zijn:
maag - slokdarm - lever

Tot welk organenstelsel behoren deze organen?
A
ademhalingsstelsel
B
spierstelsel
C
zenuwstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 4 - Quizvraag

Enkele organen zijn:
biceps - oogspier - buikspier

Tot welk organenstelsel behoren deze organen?
A
ademhalingsstelsel
B
spierstelsel
C
zenuwstelsel
D
bloedvatenstelsel

Slide 5 - Quizvraag

Welk orgaan behoort tot het bloedvatenstelsel?
A
zenuw
B
luchtpijp
C
nieren
D
holle ader

Slide 6 - Quizvraag

Cellen kunnen allerlei vormen hebben.

Waarmee hangt de vorm van een cel samen?
A
met de kleur
B
met de grootte
C
met de functie

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je een groep cellen met dezelfde vorm en functie?
A
een orgaan
B
een organenstelsel
C
een weefsel
D
een organisme

Slide 8 - Quizvraag


Stel dat het oculair 15x vergroot, het objectief 20x.
Wat is de totale vergroting van de microscoop?
A
35x
B
20x
C
300x
D
5x

Slide 9 - Quizvraag

Mike zegt: "Door aan de grote schroef van de microscoop te draaien, kun je een ander objectief kiezen."
Klopt het wat Mike zegt?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Hiermee regel je de hoeveelheid licht die door de lenzen valt
A
lampje
B
oculair
C
kleine schroef
D
diafragma

Slide 11 - Quizvraag

Jelle zegt: "De lens van de microscoop spiegelt het voorwerp."
Lieke zegt: "De lens van de microscoop zet het voorwerp op z'n kop."

Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Jelle heeft gelijk
B
Lieke heeft gelijk
C
Jelle en Lieke hebben allebei gelijk
D
Jelle en Lieke hebben het allebei fout.

Slide 12 - Quizvraag

Je legt de letter p onder de microscoop.

Wat zie je als je door de lens kijkt?
A
een p
B
een d
C
een b

Slide 13 - Quizvraag

Kim zegt: "Bij dierlijke cellen zorgt de celwand voor stevigheid."

Heeft Kim gelijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Een aantal onderdelen van een cel zijn:
grote vacuole - celwand - celmembraan - cytoplasma - bladgroenkorrel - celkern

Welke kunnen niet voorkomen in een dierlijke cel?

A
alleen de celwand
B
de grote vacuole en de bladgroenkorrel
C
alleen de bladgroenkorrel
D
celwand, grote vacuole en bladgroenkorrel

Slide 15 - Quizvraag

Waar in een cel bevindt zich de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
in het cytoplasma
B
in een bladgroenkorrel
C
in de celkern
D
in de vacuole

Slide 16 - Quizvraag

Waar in een plantencel bevinden zich de bladgroenkorrels?
A
tegen de celwand aan
B
in de vacuole
C
in de celkern
D
in het cytoplasma

Slide 17 - Quizvraag

Een rijpende tomaat is groen. Zodra de tomaat rijp is, is de tomaat rood van kleur.

Welke verandering heeft plaatsgevonden?
A
bladgroenkorrels worden zetmeelkorrels
B
bladgroenkorrels worden kleurstofkorrels
C
zetmeelkorrels worden kleurstofkorrels
D
kleurstofkorrels worden zetmeelkorrels

Slide 18 - Quizvraag

Welk orgaan wijst nummer 5 aan?
A
Lever
B
Maag
C
Darm
D
Nier

Slide 19 - Quizvraag