In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
4.oefenen
Slide 1 - Tekstslide
'Is de persoon die jij bent, gevormd door al je kenmerken en je ervaringen. '
Welk begrip wordt hier omschreven?
Slide 2 - Open vraag
Wat is de definitie van socialisatie?
A
Het proces waarbij individuen de normen en waarden van de samenleving leren.
B
Een economisch systeem waarin het kapitaal wordt gecontroleerd door de staat.
C
Een maatschappelijk systeem waarin iedereen gelijke kansen heeft.
D
Een politiek systeem waarin de productiemiddelen collectief eigendom zijn.
Slide 3 - Quizvraag
Als mensen zich niet aan de normen houden volgen er negatieve sancties.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het doel van negatieve sancties?
A
Het ontmoedigen van ongewenst gedrag.
B
Het belonen van gewenst gedrag.
C
Het bevorderen van positieve resultaten.
D
Het stimuleren van goed gedrag.
Slide 5 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Een vrouwelijke vrachtwagenchauffeur is een voorbeeld van rolbevestigend gedrag. 2. Roldoorbrekend gedrag levert vaak negatieve sancties op.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer kun je spreken van internalisatie?
A
Als je de normen en waarden van de dominante cultuur respecteert.
B
Als je je ervan bewust bent dat waarden en normen door anderen worden opgelegd.
C
Als er een conflict is tussen je eigen waarden en die van je omgeving.
D
Als je je automatisch gedraagt volgens de normen van een groep.
Slide 7 - Quizvraag
Op welke van de onderstaande socialiserende instituties heeft de overheid de meeste invloed?
A
Voetbalclubs
B
De media
C
Het gezin
D
De school
Slide 8 - Quizvraag
Jochem Myjer heeft het over accenten uit verschillende provincies. Zij zijn kenmerken van:
A
De dominante cultuur
B
Socialiserende instituties
C
Subculturen
D
Discriminatie
Slide 9 - Quizvraag
Als je tegen iemand aan botst in de gang, zeg je zonder erbij na te denken ‘sorry’.
A
Positieve sanctie
B
Negatieve sanctie
C
Internalisatie
D
Socialiserende instituties
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet het als je mensen dwingt of stimuleert zich aan de normen te houden?
A
sociale mobiliteit
B
socialisatie
C
sociale controle
D
socialiserende instituties
Slide 11 - Quizvraag
wat is een pluriforme samenleving?
A
1 cultuur in een land
B
1 dominante cultuur en meerdere subculturen
C
Allerlei culturen door elkaar heen
D
Samenleving zonder subculturen
Slide 12 - Quizvraag
Discriminatie
A
Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen
B
Overdreven beeld van een groep mensen
C
Passen nieuwkomers zich aan de dominante cultuur, maar houden ook hun eigen tradities
D
Een oordeel over iemand of iets zonder dat je feiten of de persoon kent.
Slide 13 - Quizvraag
Het kenmerkende aan een subcultuur is dat een subcultuur
A
Afwijkt van de dominante cultuur
B
Botst met de dominante cultuur
C
Altijd maar kort bestaat
D
Weinig tolerantie kent
Slide 14 - Quizvraag
Dominante cultuur
Dominante cultuur
A
Een samenleving met allemaal verschillende culturen
B
Een cultuur die afwijkt van de overheersende cultuur.
C
Een cultuur die zich verzet tegen de overheersende culture
D
Overheersende cultuur.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noem je in één woord 'de sociale omgeving (maatschappelijk, cultureel, religieus)'
Slide 16 - Open vraag
Wat is GEEN vooroordeel
A
Iedereen met een bril is slim
B
Iedereen gaat ooit dood
C
Alle dikke mensen eten teveel
D
Oudere mensen hebben geen verstand van rap-muziek
Slide 17 - Quizvraag
OBJECTIEF
SUBJECTIEF
Slide 18 - Sleepvraag
Op welke drie terreinen / welke drie soorten sociale ongelijkheid zijn er bij Maatschappijleer?
A
ongelijke verdeling van macht, gezag en status
B
ongelijke verdeling van middelen, macht en vaardigheden
C
ongelijke verdeling van bezit, status en macht
D
ongelijke verdeling van status, kennis en vaardigheden
Slide 19 - Quizvraag
Objectief of subjectief?
Bertha houdt haar telefoon vast.
De klas is erg rumoerig.
Bertus heeft een mooi t-shirt aan.
Objectief
Subjectief
Subjectief
Objectief
Slide 20 - Sleepvraag
Bij positieverwerving zorg je er niet zelf voor dat je hogerop komt en dat je, je sterke punten naar voren brengt.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Burgemeester Aboutaleb startte op de lagere technische school, doorliep vele vervolgopleidingen en is nu burgemeester van Rotterdam. Hem is het gelukt ongelijkheid te verminderen door
A
positietoewijzing
B
positieverwerving
Slide 22 - Quizvraag
Welk beroep staat het laagst op de maatschappelijke ladder?
A
kassa medewerker bij de jumbo
B
Toiletten schoonmaken bij de Bijenkorf
C
Arts
D
Docent
Slide 23 - Quizvraag
Het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder is