Chapitre 6, grammaire D (oefening)

vmbo-3 chapitre 6, grammaire D
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel vergelijkingen oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vmbo-3 chapitre 6, grammaire D
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel vergelijkingen oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Répéter:
chapitre 6, grammaire D
Een aantal vragen (probeer deze antwoorden eerst op te schrijven):

- Waarover ging dit grammatica-onderdeel?

- Welke vormen zijn er?

- Op welk woord (persoon) moet je letten om te kijken welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord je invult?

- Wat is de uitzondering aan 'beter dan'?

Slide 2 - Tekstslide

Répéter:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over vergelijkingen.

Als je personen, dingen of dieren met elkaar wilt vergelijken, dan gebruiken we in het Nederlands altijd 1 van de volgende 3 vergelijkingen.
- meer ... dan
- minder ... dan
- even ... als

Dit is in het Frans net zo. Kijk goed naar de verschillende vergelijkingen in de volgende slides.
Neem over wat je over wilt nemen :)!

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijkingen:
de vertalingen
Meer ... dan: plus (bijvoeglijk naamwoord) que

Minder ... dan: moins (bijvoeglijk naamwoord) que

Even ... als: aussi (bijvoeglijk naamwoord) que

Let er wel op dat de vorm van het bijvoeglijk naamwoord altijd op de eerste persoon in de vergelijking slaat!
In de volgende slide staan wat voorbeelden.

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijkingen:
Een aantal voorbeelden
Plus ... que
Paul est plus sportif que Pauline.
Pauline est plus sportive que Léo.

Moins ... que
Paul est moins grand que Pauline.
Pauline est moins grande que Léo.

Aussi ... que
Paul est aussi beau que Pauline.
Pauline est aussi belle que Léo.

Slide 5 - Tekstslide

Vergelijkingen:
de uitzondering
Alle vormen veranderen mee met de eerste persoon in de vergelijking, zoals je net zag in de voorbeelden. 
Er is 1 bijvoeglijk naamwoord dat net iets anders gaat: meilleur.

Beter dan (dus meer goed dan), vertaal je zonder het woord 'plus'.

Paul est meilleur que Pauline.
Pauline est meilleure que Léo.

Slide 6 - Tekstslide


Vertaal de vergelijking tussen haakjes.   (intelligenter dan)

Les filles sont ________ les garçons?

Slide 7 - Open vraag


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (net zo serieus als)

Je pense que les garçons sont ________ les filles?

Slide 8 - Open vraag


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (minder sportief dan)

Ma mère est ________ mon père.

Slide 9 - Open vraag


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (beter dan)

Je trouve que Nathan est ________ moi au foot.

Slide 10 - Open vraag