Grammatica

Grammatica H5
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica H5
Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Nodig: LessonUp en Nieuw Nederlands 

- uitleg en oefenen in LessonUp 
- opdrachten uit het boek
- lezen/boekverslag 

Slide 2 - Tekstslide

Hoofd- en bijzin

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Een samengestelde zin is opgebouwd uit twee of meer zinnen (deelzinnen). Hij bevat twee of meer werkwoordgroepjes. Elk werkwoordgroepje geeft een deelzin aan: een hoofdzin of een bijzin.

Voorbeeld:

Ik ga dit romantische boek lezen, omdat mijn vriendin het mij heeft gegeven.

De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje en de woorden ‘heeft’ en ‘gegeven’ ook.

Slide 5 - Tekstslide

Een enkelvoudige zin bevat één werkwoordgroepje.
Voorbeeld: 
Ik ga dit romantische boek lezen.
De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje, want ze horen bij elkaar.

Een enkelvoudige zin bevat één werkwoordgroepje.

Voorbeeld: 

Ik ga dit romantische boek lezen.

De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje, want ze horen bij elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen maar
Er volgen 5 zinnen waarvan je moet zeggen of ze enkelvoudig of samengesteld zijn

Slide 7 - Tekstslide

Marieke zit op de bank terwijl Maarten opruimt.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 8 - Quizvraag

De boze jongen kan zich nu niet meer inhouden.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 9 - Quizvraag

Hij wacht niet langer af en pakt zijn spullen in.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 10 - Quizvraag

Zijn liefhebbende vriendin blijkt er een andere man op na te houden.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 11 - Quizvraag

Netflix is de enige afleiding voor het luie meisje dat op de bank zit.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 12 - Quizvraag

Ezelsbruggetje
Als je het lastig vindt om te bepalen hoeveel werkwoordgroepjes er in een zin staan, kun je ook het aantal persoonsvormen tellen. Bij één persoonsvorm is de zin enkelvoudig, bij twee of meer persoonsvormen is de zin samengesteld. Het aantal persoonsvormen geeft dan het aantal deelzinnen aan.

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdzin of bijzin
Een hoofdzin is zonder bijzin of andere hoofdzin ook een goede zin. De woorden staan op de goede plek.


Een bijzin is zonder hoofdzin geen goede zin. De woorden staan niet op de goede plek.

Slide 14 - Tekstslide

Woorden toevoegen 
Je kunt een hoofdzin en bijzin ook herkennen door te kijken of er woorden tussen de woorden van een woordgroepje staan of kunnen staan (bijvoorbeeld ‘morgen’ of ‘niet’). Als dit niet kan, dan is de deelzin een bijzin. Als dit wel kan, dan is de deelzin een hoofdzin.


Slide 15 - Tekstslide

Oefenen maar
Er volgen 4 zinnen waarvan je moet aangeven hoe de structuur is:
- hoofdzin + hoofdzin
- hoofdzin + bijzin
- bijzin + hoofdzin

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de juiste structuur van deze zin?

Yorick moet zich haasten, maar de trein van tien over zeven redt hij nog net.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin+ hoofdzin

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste structuur van deze zin?

Toen er duiven in haar tuin broedden, heeft Masha elke dag een foto van het nest gemaakt.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin+ hoofdzin

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste structuur van deze zin?

Wist je dat je met rivierzand veel stevigere zandkastelen kunt bouwen dan met strandzand?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin+ hoofdzin

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste structuur van deze zin?

Omdat luiaards een trage stofwisseling hebben, hoeven ze maar één keer per week naar de grond voor hun behoefte.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin+ hoofdzin

Slide 20 - Quizvraag

Oefenen maar
Probeer zelf een zin te bedenken

Slide 21 - Tekstslide

Een samengestelde zin kan ook bestaan uit drie zinnen, bijvoorbeeld volgens de structuur: hoofdzin + hoofdzin + bijzin, zoals:
Rioolbuizen liggen vrij diep onder de grond, want ze moeten een beetje aflopen, zodat het vieze rioolwater goed blijft stromen.

Maak zelf een zin met de volgende structuur:
bijzin + hoofdzin + hoofdzin

Slide 22 - Open vraag

Vragen?

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Blz. 148 en 149
Opdracht 1 t/m 3

Klaar?

Lezen/ boekverslag 

Slide 24 - Tekstslide

Nederlands 
Klaarleggen: huiswerk en Nieuw Nederlands 

Deel 1. Afronden grammatica zinsdelen
  • Huiswerk nakijken
  •  8 oefenzinnen in schrift 
Deel 2. Spelling werkwoorden (blz. 156) 

Slide 25 - Tekstslide

Nakijken huiswerk 

Slide 26 - Tekstslide

Noteer de antwoorden in je schrift

Slide 27 - Tekstslide

Noteer de antwoorden in je schrift

Slide 28 - Tekstslide

Spelling werkwoorden 
Bladzijde 156
Theorie doorlezen
Maak opdracht 1 t/m 4

* spellingregels op blz. 260
* theorie blz. 126 voor opdracht 2 en 3

Slide 29 - Tekstslide