Thema 5: Quiz
Boer: Ambacht of niet?
A
Ambacht
B
Geen ambacht
1 / 27
Onderdelen in deze les
Boer: Ambacht of niet?
A
Ambacht
B
Geen ambacht
Slide 1 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Smid: Ambacht of niet?
A
Ambacht
B
Geen ambacht
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bakker: Ambacht of niet?
A
Ambacht
B
Geen ambacht
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Priester: Ambacht of niet?
A
Ambacht
B
Geen ambacht
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat kun je in een stadscentrum tegen komen?
A
Cafés
B
Stadspoort
C
Hotels
D
Station
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk beroep is geen ambacht?
A
Bakker
B
Taxichauffeur
C
Timmerman
D
Smid
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat deden geldwisselaars in de Middeleeuwen?
A
Leenden geld uit tegen betaling (rente).
B
Controleren of de prijs klopt van producten.
C
Rekenden af voor de marktkoopman.
D
Wisselden vreemd geld om tegen geld van de stad.
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In de Middeleeuwen wilden marktkooplui verkopen. Hoe heet dat?
A
Aanbod
B
Handel
C
Vraag
D
Winst maken
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat was ook al weer de primaire sector van werk?
A
Werken in landbouw en tuinbouw
B
Werken in de dienstverlening
C
Werken in de fabriek
D
Werken als eigen baas
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is bevolkingsdichtheid?
A
Het aantal mensen op het platteland in cm2
B
Gemiddelde inwoners van een stad.
C
Het gemiddeld aantal mensen per km2
D
Of mensen in flats wonen.
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stelling: De bevolkingsdichtheid op het platteland is hoger dan in de stad.
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De Efteling: Wat voor een soort voorziening is dat?
A
Publieke voorziening
B
Commerciële voorziening
C
Organisatie die geen winst wil maken
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De Efteling: Dagelijks of niet dagelijks?
A
Dagelijkse voorziening
B
Niet-dagelijkse voorziening
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Publieke voorzieningen
B
Commerciële voorzieningen
C
Organisatie die geen winst wil maken
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Dagelijkse voorziening
B
Niet-dagelijkse voorziening
Slide 15 - Quizvraag
Zou allebei kunnen
A
Publieke voorzieningen
B
Commerciële voorzieningen
C
Organisatie die geen winst wil maken
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Publieke voorzieningen
B
Commerciële voorzieningen
C
Organisatie die geen winst wil maken
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Publieke voorzieningen
B
Commerciële voorzieningen
C
Organisatie die geen winst wil maken
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is mondiaal
A
Wereldwijd
B
Een werelddeel
C
Landelijk
D
Een provincie
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk schaalniveau wordt hier afgebeeld?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Continentale schaal
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk schaalniveau wordt hier afgebeeld?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Continentale schaal
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Lokale schaal
B
Nationale schaal
C
Regionale schaal
D
Mondiale schaal
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke schaal is deze kaart ook al weer?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Continentale schaal
D
Mondiale schaal
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de gevolgen van schaalvergroting?
A
Kleine winkels gaan samenwerken.
B
Grote winkelketens openen steeds meer winkels.
C
Er komt steeds meer winkelpersoneel.
D
Er komen minder verschillende soorten winkels.
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stelling 1: Een autodealer is gevestigd aan de rand van een stad.
Stelling 2: De grondprijs in de stad is duurder dan buiten de stad.
Stelling 2: De grondprijs in de stad is duurder dan buiten de stad.
A
Stelling 1 en 2 zijn waar.
B
Stelling 1 en 2 zijn niet waar.
C
Stelling 1 is waar.
Stelling 2 is niet waar.
D
Stelling 1 is niet waar.
Stelling 2 is waar.
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke productiefactor is door robots vervangen?
A
Natuur
B
Kapitaal
C
Arbeid
D
Ondernemerschap
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stelling 1: Specialisatie binnen een bedrijf leidt tot goedkopere producten.
Stelling 2: Specialisatie is een manier om kosten te besparen op kapitaal.
Stelling 2: Specialisatie is een manier om kosten te besparen op kapitaal.
A
Stelling 1 en 2 zijn waar.
B
Stelling 1 en 2 zijn niet waar.
C
Stelling 1 is waar.
Stelling 2 is niet waar.
D
Stelling 1 is niet waar.
Stelling 2 is waar.
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
