In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
ISK - Grammatica
Slide 1 - Tekstslide
... zijn woorden voor mensen, dieren en dingen.
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
lidwoorden
D
werkwoorden
Slide 2 - Quizvraag
De drie ... zijn de, het, een
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
lidwoorden
D
werkwoorden
Slide 3 - Quizvraag
Doe-woorden zijn...
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
lidwoorden
D
werkwoorden
Slide 4 - Quizvraag
... zijn woorden die iets zeggen over een zin.
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
lidwoorden
D
werkwoorden
Slide 5 - Quizvraag
Noteer alle werkwoorden: Anthoney Cardenas uit Amerika werd betrapt terwijl hij een zebrapad schilderde op een druk kruispunt in zijn woonplaats.
Slide 6 - Open vraag
Noteer alle zelfstandig naamwoorden: De politie arresteerde de man
Slide 7 - Open vraag
Noteer alle lidwoorden: Hij verklaarde dat hij een zebrapad nodig had op die plek.
Slide 8 - Open vraag
Noteer alle bijvoeglijk naamwoorden: Op het kruispunt zijn al drie officiële zebrapaden
Slide 9 - Open vraag
Noteer alle bijvoeglijk naamwoorden: Op het kruispunt zijn al drie officiële zebrapaden
Slide 10 - Open vraag
Wat is GESCHILDERD? Cardenas had grote, witte strepen over de grote weg geschilderd.
A
lw
B
bn
C
zn
D
ww
Slide 11 - Quizvraag
Wat is HAD? Cardenas had grote, witte strepen over de grote weg geschilderd.
A
lw
B
bn
C
zn
D
ww
Slide 12 - Quizvraag
Wat is GROTE? Cardenas had grote, witte strepen over de grote weg geschilderd.
A
lw
B
bn
C
zn
D
ww
Slide 13 - Quizvraag
Wat is WEG? Cardenas had grote, witte strepen over de grote weg geschilderd.
A
lw
B
bn
C
zn
D
ww
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf de ww op: We hebben bijna elke dag twee toetsen gemaakt.
Slide 15 - Woordweb
Schrijf de ww op: Meneer, wanneer kijkt u het proefwerk na?
Slide 16 - Woordweb
Schrijf de ww op: Toen ik het proefwerk nakeek, ontdekte ik vijf fouten.
Slide 17 - Woordweb
Schrijf de ww op: Jullie cijfers voer ik morgen in.
Slide 18 - Woordweb
Voorzetels
Slide 19 - Tekstslide
Hoeveel zn? Tijdens de les verstop ik haar pen naast die doos in de kast.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quizvraag
Hoeveel lw? Tijdens de les verstop ik haar pen naast die doos in de kast.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 21 - Quizvraag
Hoeveel lw? Tijdens de les verstop ik haar pen naast die doos in de kast.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 22 - Quizvraag
Schrijf een bijvoeglijk naamwoord op voor het woord PEN
Slide 23 - Woordweb
Schrijf een bijvoeglijk naamwoord op voor het woord DOOS
Slide 24 - Woordweb
Schrijf een bijvoeglijk naamwoord op voor het woord KAST
Slide 25 - Woordweb
Wat is het ww? Tijdens de les verstop ik haar pen naast die doos in de kast.
A
Tijdens
B
les
C
verstop
D
haar
Slide 26 - Quizvraag
Welk woord geeft een tijd aan?? Tijdens de les verstop ik haar pen naast die doos in de kast.
A
Tijdens
B
les
C
verstop
D
haar
Slide 27 - Quizvraag
Schrijf zoveel mogelijk voorzetsels op.
Slide 28 - Woordweb
Zoek de voorzetsels uit: na - dat - tijdens - vakantie - op - onder - twaalf - schoon - in - morgen - vanzelf - door - tafel - kijkt - het - tussen - naast - geweldig - laat - voor - vorm - tegen - welke - wanneer - uit
Slide 29 - Open vraag
Zoek de voorzetsels uit: voor - die - tussen - wanneer - elf - vuil - tijdens - vreselijk - vroeg - tussen - in - naast - kast - stoel - vanwege - echter - door - het - achter