In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De Republiek in de Gouden Eeuw
3.2 Amsterdam stapelmarkt van de wereld
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke wijze Amsterdam de stapelmarkt van Europa werd en welke gevolgen dat had voor de nijverheid en landbouw in de Republiek.
Slide 3 - Tekstslide
3.2 Amsterdam als stapelmarkt van de wereld
Amsterdam groeit uit tot het handelsknooppunt van Europa. Er is handel met de Oostzee en via de WIC en VOC met Amerika en Azië. Amsterdam groeit als stad, mede dankzij immigranten.
Slide 4 - Tekstslide
Welke handelsmaatschappijen waren actief in Amsterdam?
A
WIC en VOC.
B
Oost-Indische Compagnie en Afrikaanse Handelsmaatschappij.
C
Aziatische Handelsonderneming en Noord-Amerikaanse Compagnie.
D
Franse Handelsunie en Spaanse Handelscompagnie.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe groeide Amsterdam voornamelijk als stad?
A
Mede dankzij immigranten.
B
Door de handel met de Oostzee.
C
Door de invloed van de Franse handel.
D
Door de ontdekking van nieuwe handelsroutes.
Slide 6 - Quizvraag
Wat maakte Amsterdam tot een handelsknooppunt van Europa?
A
Groeien als stad, mede dankzij immigranten.
B
Handel met de Oostzee en via de WIC en VOC met Amerika en Azië.
C
Handel met Afrika en Australië.
D
Invloed van de Franse handel.
Slide 7 - Quizvraag
Amsterdam wordt een zeehaven
Vissersplaatsje aan de Amstel
Verandering ‘het Almere’ in de Zuiderzee
Groei tot grootste Europese handelsstad
Strategische ligging aan de Noordzee!
Slide 8 - Tekstslide
Wat was Amsterdam oorspronkelijk?
A
Vissersplaatsje aan de Amstel
B
Boerenstad aan de Amstel
C
Handelscentrum aan de Amstel
D
Mijnbouwdorp aan de Amstel
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de strategische ligging van Amsterdam?
A
In het binnenland
B
Aan de Middellandse Zee
C
Aan de Noordzee
D
Aan de Oostzee
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Een goede plek
Nederland lag/ligt gunstig gelegen aan de zee. In het midden tussen Zuid-Europa en Noord-Europa.
Amsterdam en Antwerpen zijn hierdoor belangrijke havensteden.
Slide 12 - Tekstslide
Amsterdam rond het jaar 1538
Amsterdam rond het jaar 1662
Slide 13 - Tekstslide
Stadsuitbreiding
Economische groei
Grachten met koopmanshuizen, kantoren, opslaghuizen.
Jordaan: ‘gewone mensen’.
Rijken vs. armen.
Ontstaan Beurs: Handel in goederen (en aandelen!) tussen kooplui
Slide 14 - Tekstslide
Wat was een kenmerk van de stadsuitbreiding in Amsterdam?
A
Het zorgde voor gelijke verdeling van welvaart.
B
Het leidde tot een contrast tussen rijken en armen.
Slide 15 - Quizvraag
Welke gebouwen waren te vinden langs de grachten?
A
Koopmanshuizen, kantoren en opslaghuizen.
B
Boerderijen en fabrieken.
Slide 16 - Quizvraag
Wat was de functie van de Beurs in Amsterdam?
A
Het was een religieus centrum.
B
Het was een handelsplaats voor goederen en aandelen.
Slide 17 - Quizvraag
Wat typeerde de Jordaan in het verleden?
A
Het was een exclusieve wijk voor rijken.
B
Het was een woonwijk voor 'gewone mensen'.
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Video
Stapelmarkt Amsterdam
De bevolking groeide snel in deze tijd.
Boeren konden niet de hele bevolking voorzien van voedsel --> Amsterdam begon met het importeren van graan uit de Oostzee.
Slide 20 - Tekstslide
Stapelmarkt Amsterdam
Schepen die naar het Oostzeegebied voeren, namen zelf ook producten mee om daar te verkopen. Vervolgens namen ze graan of andere producten zoals hout en ijzer mee terug naar de Republiek.
De handel met de landen rond de Oostzee wordt als de meest belangrijke en winstgevende internationale handel gezien voor de Nederlanders en wordt ook wel de moedernegotie genoemd.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Stapelmarkt
Amsterdam werd een belangrijke handelsplek. Goederen van plekken uit overal in de wereld werden in Amsterdamse pakhuizen opgeslagen en later verhandeld. Amsterdam werd de stapelmarkt* van Europa.
*Plaats waar handelswaar tijdelijk wordt opgeslagen, om van daaruit verder te worden verhandeld.
Slide 23 - Tekstslide
Aan de slag
Gebruik de tekst van paragraaf 3.2 in je leerboek t/m kopje 'Stapelmarkt Amsterdam' (p.54)
en
maak de opdrachten 18, 19, 20, 22, 23, 24 en 25 van paragraaf 3.2 in je werkboek (p.78)