Examentraining NETL H5

Examentraining NETL H5
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Other languagesSecondary Education

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Examentraining NETL H5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
We hebben twee keer een blokuur. 
- Uitleg verloop examen
- Tips 
Tekst 1 maken en bespreken. De rest van het examen is huiswerk!
Facultatief blokuur Nederlands komt in het rooster.

Slide 2 - Tekstslide

Verloop examen
Examen Nederlands 1e tijdvak 15 mei 13:30/16:00 plus eventueel extra tijd.

Je hebt (meestal) 3-5 teksten. Bij de ene tekst heb je meer vragen dan bij de andere tekst. 



Slide 3 - Tekstslide

Verloop examen
Meenemen:
- woordenboek NE
- twee pennen zwart of blauw
- twee markeerstiften in verschillende kleuren
- eten/drinken (geen buffet opbouwen, je zult niet verhongeren of uitdrogen in deze tijd)





Slide 4 - Tekstslide

voorbereiding
Echt leren is natuurlijk niet mogelijk, maar je kunt je zeker voorbereiden! 
  • onlineslagen.nl doorwerken
  • oude examens oefenen. 
  • begrippen leren: functiewoorden, argumentatie, drogredenen...

Slide 5 - Tekstslide

voorbereiding
lange zitting

Op donderdag 24-4 maak je tijdens de lange zitting een examen Nederlands. Hiervan krijg je de antwoorden mee naar huis. Kijk KRITISCH na. Dat betekent: ga er niet vanuit dat iets goed gerekend wordt wat er niet staat. "Ze snappen wel wat ik bedoel." 

Slide 6 - Tekstslide

Het examen maken
Lees de tekst eerst helemaal door voordat je de vragen gaat maken.
Tijdens het lezen van de tekst markeer de de kernzin van elke alinea. Doe dit steeds met dezelfde kleur markeerstift. Zo krijg je een duidelijk beeld van de tekst. Je weet wat het onderwerp is en je kent de hoofdgedachte. 

Slide 7 - Tekstslide

Het examen maken
Als je dat gedaan hebt, pak je het vragenboekje erbij. Er zijn verschillende soorten vragen: 


Slide 8 - Tekstslide

Het examen maken

  • Functionele argumentatievragen > nadenken óver argumentatie, scenariovragen
  • Vragen figuurlijk taalgebruik;
  • Vragen over framing > feiten en meningen uit elkaar halen, retorische dimensie, manipulatie doorgronden, kritische lezer;
  • Synthesetaken > vergelijken, in verband brengen;
  • Sorteertaken > haal standpunt eruit en noem de argumenten, sorteren van woorden, etc.;
  • Vragen over bruikbaarheid/betrouwbaarheid > beoordelen, evalueren en reflecteren.

Slide 9 - Tekstslide

Het examen maken
Hoe geef je goed en duidelijk antwoord?
  • Citeer alleen wanneer er staat ‘citeer’.
  • Als er staat 'leg uit' dan citeer je niet.
  • Als je de vraag herhaalt in je antwoord, telt deze herhaling niet mee voor het maximaal aantal woorden. Je maakt minder snel formuleringsfouten.
Vraag: Waarom gaat de schrijver elke week joggen?
Antwoord: Omdat hij fit wil zijn.   Dit is geen correcte zijn. 
Antwoord: De schrijver gaat elke week joggen omdat hij fit wil zijn. Telt niet mee voor het max. aantal woorden
Antwoord: de schrijver wil fit zijn. 
  • Als je moet samenvatten, gebruik je geen voorbeeld! 
  • Bij zinnen: hoofdletters en punten.




Slide 10 - Tekstslide

Het examen maken
Haal je antwoorden ALTIJD uit de bronnen (teksten/infographics/cartoons). Geef geen antwoorden op basis van je algemene kennis, onderbuikgevoel etc. Het examen Nederlands is er namelijk voor om te toetsen hoe jij informatie uit teksten kunt halen en beoordelen.

NB
Dit geldt niet alleen voor het examen Nederlands, maar ook voor de examens van de andere talen. 




Slide 11 - Tekstslide

Het examen maken
Het is zinvol om de tweede markeerstift te gebruiken wanneer je bijvoorbeeld:

  • Citaten moet overnemen;
  • In de vraag een bepaalde zin/citaat staat waar je 'iets' mee moet;
  • Voorbeelden moet opzoeken;
  • ...



Slide 12 - Tekstslide

Het examen maken
Werk netjes!

Zorg ervoor dat ik alles goed kan lezen. 
Ga er vanuit dat de tweede corrector heel gemeen is en al jouw punten wil afpakken. Geef hiervoor geen ruimte en werk daarom overzichtelijk en leesbaar. 





Slide 13 - Tekstslide

Het examen maken
Als je een vraag overslaat maak je deze alsnog als je de andere vragen BIJ DE BETREFFENDE TEKST hebt gemaakt. Wacht niet tot het laatst. Het kan dan gebeuren dat je teksten verwisseld. 

De teksten hebben inhoudelijk vaak overeenkomsten. Dat kan heel verwarrend zijn als je de vragen later maakt. 





Slide 14 - Tekstslide

Examen 2024
Lees de tekst nu en markeer de kernzinnen.

Als je klaar bent, dan maak je de vragen bij tekst 1.
Deze kijken we vandaag nog na. 
Ben je klaar met tekst 1, werk je door totdat we nakijken.

Maak de rest thuis af en kijk het na. 

Slide 15 - Tekstslide

tekst 1
1 Met welk begrip kan de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1 het
best aangeduid worden?
A gevolg
B nuancering
C tegenstelling
D verklaring 
Voordat je antwoordt... Weet je wat er met  keuzemogelijkheden bedoeld wordt?

Slide 16 - Tekstslide

tekst 1
1 Met welk begrip kan de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1 het
best aangeduid worden?

Kijk nu nog eens in alinea 1. Er wordt geschreven over een crisis. Daarbij worden woorden als desastreus. Is het echt zo erg? In alinea 2 wordt het al wat afgezwakt, genuanceerd. 

Slide 17 - Tekstslide

tekst 1
1 Met welk begrip kan de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1 het
best aangeduid worden?
A gevolg
B nuancering
C tegenstelling
D verklaring 

Slide 18 - Tekstslide

tekst 1
Volgens tekst 1 bevinden we ons in een “aandachtscrisis” (regels 6-7).
Bij deze vraag heb je het veel makkelijker als je de tekst al het gelezen en de schrijversbedoeling kent!
2 Welke zin legt het best uit wat deze aandachtscrisis inhoudt?
Door het toenemende gebruik van sociale media en digitale technologie
A kunnen we alle nieuwe informatie die op ons afkomt niet meer
bijhouden. Dit is te kort door de bocht. Er staat veel meer in de tekst.
B kunnen we ons concentratievermogen niet optimaal benutten.
C worden onze vermogens tot multitasken en verwerken van prikkels
aangetast. Ook dit is minder dat wat er beschreven wordt. 
D worden onze creativiteit en productiviteit op de proef gesteld.  Nee, hier is juist geen bewijs voor. (alinea 2)

Slide 19 - Tekstslide

tekst 1
“Eén moment van mentale zwakheid of verveling en de mobiele telefoon
komt tevoorschijn.” (regels 15-18)
Naast mentale zwakheid en verveling worden nog andere oorzaken voor
de aandachtscrisis genoemd in alinea 1 en 2.
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 

Pak nu je markeerstift en markeer deze zin.
Ook de oorzaken markeren. Kijk alleen in alinea 1 en 2!

Schrijf de oorzaken apart op. In de tekst staan ze vaak als een opsomming.

Slide 20 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
 de snelle digitale ontwikkelingen
 de hoeveelheid beschikbare informatie
 het vele multitasken
 de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen
 (gebruik van) sociale media / smartphone
indien drie elementen juist 2
indien twee elementen juist 1
indien minder dan twee elementen juist 0
 Beoordeel de spelling. 
NOEM ER NIET MEER! ALLEEN DE EERSTE DRIE ANTWOORDEN WORDEN GETELD

Slide 21 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
  1. de hoeveelheid beschikbare informatie en multitasken
  2. de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen en het gebruik van sociale media
  3. een nieuwe leefstijl

Wat is hier niet goed gegaan?

Deze leerling krijgt namelijk niet alle punten.

Slide 22 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
  1. de hoeveelheid beschikbare informatie en multitasken
  2. de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen en het gebruik van sociale media
  3. een nieuwe leefstijl

Je moet de elementen dus apart opschrijven en nummeren. Alleen het eerste antwoord wordt nagekeken.

Slide 23 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
  1. de hoeveelheid beschikbare informatie en multitasken
  2. de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen en het gebruik van sociale media
  3. een nieuwe leefstijl

Je moet de elementen dus apart opschrijven en nummeren. Alleen het eerste antwoord wordt nagekeken.

Slide 24 - Tekstslide

tekst 1
In alinea 4 en 5 worden een situatie, het gevolg daarvan, het ontstane
probleem en een oplossing beschreven.
4 Vat de informatie uit alinea 4 en 5 samen door onderstaande tabel in te
vullen.
Neem de nummers over en zet je antwoord daarachter.
situatie: 1
gevolg: 2
probleem: 3
oplossing: 4 
Je hoeft dus alleen de nummers over te nemen!

Slide 25 - Tekstslide

tekst 1

Slide 26 - Tekstslide

tekst 1
De afleiding bij het werken in een kantoortuin heeft volgens alinea 6 en 7
nadelige gevolgen, voor het bedrijf of de werknemer.
5 Welke drie nadelige gevolgen zijn dat? Nummer je antwoorden. 

Pak je markeerstift en ga op zoek. Let er weer op dat je de elementen apart benoemd en geen opsommingen in de antwoorden zet.

Slide 27 - Tekstslide

tekst 1
5 Welke drie nadelige gevolgen zijn dat? Nummer je antwoorden. 
maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
  • (hogere) kosten die gepaard gaan met de afleiding dit is een oorzaak, geen gevolg. Noem dus alleen de kosten. De afleiding is de oorzaak. 
  • stress
  • fouten
indien drie elementen juist 2
indien twee elementen juist 1
indien minder dan twee elementen juist 0
 Beoordeel de spelling. 



Slide 28 - Tekstslide

tekst 1
6 Welk negatief gevolg hebben lunchvergaderingen voor de concentratie
van werknemers, volgens alinea 8 tot en met 10?
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen. 

Ga in de tekst op zoek naar wat er gebeurt. De schrijver gaat hier dieper op in dan: De concentratie wordt minder. 

Slide 29 - Tekstslide

tekst 1
De kern van een goed antwoord is:
  • De concentratie (van een werknemer) kan zich (dan) niet opladen.  
  • Eenwerknemer krijgt (dan) niet de rust om zich (daarna) weer/beter te kunnen
  • concentreren. 
  • Je kunt je daarna minder goed concentreren. 
  • De concentratiespier kan zich niet ontspannen.
 
Beoordeel de spelling en grammatica.

Er worden geen halve punten gegeven voor halve antwoorden. 

Slide 30 - Tekstslide

Hieronder staan zes uitspraken over de verhouding van de mens tot
digitale ontwikkelingen.
7 Welke twee uitspraken zijn in overeenstemming met de informatie in
tekst 1?
Noteer alleen de nummers van die twee uitspraken.
1 De mens is mentaal sterk genoeg om afleidingen in de digitale samenleving te weerstaan en ons brein heeft daarom geen training nodig. Onzin, dat staat er zeker niet in.
2 De snelle digitale ontwikkelingen in onze samenleving zorgen ervoor dat ons brein oppervlakkiger gaat functioneren.
Het woord oppervlakkig wordt niet genoemd in combinatie met de werking van de hersenen.
3 Mensen weten in theorie wel hoe ze met de toegenomen informatie moeten omgaan, maar zwichten in de praktijk toch steeds voor afleidende prikkels. Dit staat ook niet zo in de tekst.
4 Het menselijk brein wordt in de digitale samenleving zwaarder belast, maar de werking ervan is niet veranderd. Klopt, zie alinea 2
5 Hoewel er nog geen hard bewijs voor is, zijn er sterke signalen dat de vele digitale informatietoepassingen onze creativiteit en intelligentie aantasten. Nee, waar zou dit staan?
6 Ons brein is dermate gevoelig voor afleiding dat multitasken een inefficiënte manier van werken is. Klopt. Alinea 2, 9

Slide 31 - Tekstslide

tekst 1
Zowel in alinea 2 als in alinea 6 noemt de auteur argumenten die tegen de
eigen argumentatie ingaan.
8 Welk effect is hiermee waarschijnlijk beoogd?

Lees eerst de alinea's nog een keer. Wat lees je? Hoe pakt de schrijver het aan? Welk effect heeft dit op jou? Daarna kijk je pas naar de antwoordmogelijkheden.

De argumenten die tegen de eigen argumenten ingaan hebben natuurlijk een gunstig effect! De schrijver wil immers een sterk stuk schrijven en serieus overkomen.

Slide 32 - Tekstslide

tekst 1
Zowel in alinea 2 als in alinea 6 noemt de auteur argumenten die tegen de
eigen argumentatie ingaan.
8 Welk effect is hiermee waarschijnlijk beoogd?
A geloofwaardiger, want hieruit blijkt dat het niet de bedoeling is de lezer
te misleiden. 
B krachtiger, want door deze nuances worden mogelijke bezwaren al
verworpen. Klopt. De bezwaren die je zou kunnen hebben, worden meteen verworpen. Dit is hetzelfde als bij een tegenargument en verwerping/ontkrachting bij een betoog. Dit maakt een tekst krachtiger.
C minder geloofwaardig, want de stelling van de tekst lijkt hierdoor niet
houdbaar.
D minder krachtig, want de tegenargumenten worden onvoldoende
verworpen. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

tekst 1
Kijk goed naar het plaatje. Cartoons zijn vaak ironisch of zelfs sarcastisch. 

Gebruik in je antwoord wel of niet.

Vergeet de toelichting niet.

Slide 35 - Tekstslide

tekst 1
maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
De auteur van tekst 1 zal dit wel een goed idee vinden, want er zijn
werkplekken nodig zonder afleiding / waar opperste concentratie mogelijk
is / want in de huidige kantoortuinen zorgen (gesprekken van)
(langslopende) collega’s voor continue afleiding / is er veel afleiding / kun
je je niet goed concentreren.
 Beoordeel de spelling. 

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
Maak het examen af. In het tweede (facultatieve) blokuur kijken we het samen na.
Als je niet van plan bent te komen, kijk je het zelf na.

Slide 37 - Tekstslide