Toeffies hebben 'oorhaar' en dat is lekker warm. Oeffies niet
Het gaat sneeuwen (selectiedruk), dus Toeffies beter aangepast (adaptatie) dus planten zich meer voort (fitness).
Na jaren sneeuw zijn er vooral toeffies en geen oeffies meer.
Slide 4 - Tekstslide
Pokémon
Een beestje 'evolueert' als je een bepaald aantal punten hebt naar een beter beestje.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen de evolutie theorie en het evolueren van pokémons?
Slide 6 - Open vraag
Pokémon = geen evolutie
1. Evolutie gaat over populaties niet over individuen.
2. Er is geen genetische variatie binnen pokémons of selectiedruk, dus ook geen natuurlijke selectie.
3. De geevolueerde pokémon is 'sterker', bij evolutie gaat het om beste aangepast
4......
Slide 7 - Tekstslide
Evolutie handboek
1. Er is genetische variatie. Sommige individuen hebben voordeel
2. Door selectiedruk zullen de best aangepaste overleven en zich voortplanten.
3. Na generaties is de populatie veranderd = natuurlijke selectie.
Slide 8 - Tekstslide
Kijken naar anatomie
Homologe organen zijn organen bij verschillende dieren die op dezelfde manier zijn ontstaan maar een verschillende functie hebben. Dieren met homologe organen hebben een gemeenschappelijke voorouder.
Analoge organen zijn organen bij verschillende dieren die dezelfde functie hebben maar op een verschillende manier zijn ontstaan. Analoge organen ontstaan in niet-verwante dieren door aanpassing aan een overeenkomstige omgeving.
Slide 9 - Tekstslide
Homoloog
Slide 10 - Tekstslide
Analoog
Slide 11 - Tekstslide
De arm van een mens en de voorpoot van een hond
A
Homoloog
B
Analoog
Slide 12 - Quizvraag
A
Homoloog
B
Analoog
Slide 13 - Quizvraag
Rudimentaire organen
Rudimentaire organen zijn organen die in de loop van de evolutie de functie verloren hebben.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Vandaag
- Bespreken opdr. 36, 37, 38 BS 3
- Herhalen Homoloog/Analoog
- Uitleg Stambomen
Slide 16 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
- Sommige erfelijke eigenschappen zorgen voor een betere of slechtere overlevingskans.
- Als de selectiedruk (veel roofvogels) toeneemt, zullen de donkere motten het niet overleven.
- De witte motten hebben de grootste adaptatie/ fitness (= best aangepaste individu)
Slide 17 - Tekstslide
Opdr. 35
Slide 18 - Tekstslide
Welke voedingsstoffen ontvangen schimmels van planten?
Welke voedingsstoffen ontvangen planten van schimmels?
glucose
glucose
mineralen, zoals kalium
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
De voorpoot van een dolfijn en de voorpoot van een chimpansee vertonen overeenkomst in bouw, maar de functie is verschillend.
Hoe wordt dit verschijnsel verklaard volgens de evolutietheorie?
A
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder. Het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een verschillend milieu.
B
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder. Het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een overeenkomstig milieu.
C
Deze organismen hebben verschillende voorouder. Het verschil in functie is daar een overblijfsel van
D
Deze organismen hebben verschillende voorouder. Het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een overeenkomstig milieu.
Slide 22 - Quizvraag
Is het oog van een gewervelde (links) en van een octopus (rechts) homoloog of analoog? Wat betekent dit voor de verwantschap tussen deze soorten?
A
Homoloog; Ze hebben geen gemeenschappelijke voorouder.
B
Homoloog; Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder.
C
Analoog; Ze hebben geen gemeenschappelijke voorouder.
D
Analoog; Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder.
Slide 23 - Quizvraag
Stamboom en verwantschap
- In een stamboom met verbindingslijnen verwantschap aangegeven.
- Stambomen zijn vaak gebaseerd op fossielen, bouw van organismen, bloedeiwtten of DNA. Hierdoor kunnen stambomen verschillen (zie afb. 33 en 34)
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
In de afbeelding zijn vier diergroepen A, B, C en D aangegeven die een verwantschap met elkaar hebben.
Over die verwantschap worden enkele uitspraken gedaan. Welke uitspraak is juist?
A
A is meer verwant met B dan met C.
B
A en B zijn het meest verwant, dan A en C en dan pas A en D.
C
B en C zijn het meest verwant, dan A en B en dan pas A en D.
D
B en D zijn het meest verwant, A en C zijn het minst verwant.
Slide 26 - Quizvraag
Welke van de volgende stambomen geeft weer dat de chimpansee meer verwant is met de mens dan met de gorilla?
A
stamboom 1
B
stamboom 2
C
stamboom 3
D
geen van deze stambomen
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
In de afbeelding zie je de evolutionaire stamboom van zowel een aantal uitgestorven als nu nog levende katachtigen. Niet alle voorouders zijn aangegeven in deze stamboom. Zet de soorten in de juiste volgorde van ontstaan. Panthera leo, Proailurus lemanensis, Smilodon populator
Slide 29 - Open vraag
DNA-sequencing
In kaart brengen van de DNA van soorten
DNA-sequentie: De volgorde van de basen (A,C,T,G) in het DNA
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Vraag 55: Verklaar waarom de stamboom van het leven niet gemaakt kon worden door vergelijking van cytochroom C, maar wel op basis van rRNA?