Je zit op een vaste plek.
Als de juf praat ben je stil.
Je kijkt/zit recht en kijkt naar het bord/de juf.
Je steekt je vinger op als je een vraag hebt/iets wilt zeggen.
Je mag fluisteren met je groepje om de antwoorden te bespreken.
2e waarschuwingen, 3e waarschuwing, lokaal verlaten en nablijven.