In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
WELKOM terug!
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Planning rest periode
Even terug naar het begin van dit hoofdstuk: kaartjes!
Bespreken 3.4 en 3.5 Landschapszones (1 en 2)
Aan de slag met opdrachten
Slide 2 - Tekstslide
Planning rest periode
Vandaag: paragraaf 3.4 en 3.5 uitleg en opdrachten maken
Donderdag: Medewerkers Smart City The Hague in de klas, pitchen onderzoeksopzet en maken enquêtevragen.
Dalton goed laten keuren enquêtevragen in Survey123
Maandag 20 mei: Pinksteren = uitval
Donderdag 23 mei: Bij akkoord enquetevragen mag/moet je dit lesuur gaan enquêteren in je buurt.
Maandag 27 mei: Resultaten onderzoek verwerken in poster
Woensdag 29 mei: inleveren poster (fysiek en foto via classroom)
Donderdag 30 mei: werkmiddag voor degenen waarvan de poster/presentatie niet voldoende is
Vrijdag 31 mei: presenteren onderzoek Smart in je buurt tijdens het Smart@Sea festival in Scheveningen. Jullie krijgen 'vrij' om naar Scheveningen te gaan en je voor te bereiden vanaf 10:15. Om 12:00 moet je in Scheveningen zijn met je poster om je voor te bereiden. Om 13:00 begint het programma en presenteer je je poster aan de jury en belangstellenden.
Maandag 3 juni: inleveren fotologboek
Week 24 en 25 afronden hoofdstuk 3: daarna toetsweek
Slide 3 - Tekstslide
Hoe luidt de volledige wet van Buys Ballot?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Overnemen
Slide 6 - Tekstslide
Coriolis effect
Aarde draait van west naar oost, het snelst bij de evenaar
Afwijking naar rechts op noordelijk halfrond, afwijking naar links op zuidelijk halfrond
Gebruik atlaskaart 230(GB 56e druk). In het zuidelijk deel van Afrika valt aan de oostkust meer neerslag dan aan de westkust. Wat is de oorzaak van dit verschil? (welke klimaatfactor?)
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Gebruik atlaskaart 230 GB65e Noteer onder elkaar op je antwoordblad de steden Alicante, Hongkong, Auckland en Göteborg. Schrijf achter elke stad de letter van de bijbehorende klimaatgrafiek.
Slide 11 - Open vraag
Gebruik atlaskaarten 228 en 229 (zelf kiezen) Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen (oorzaak-gevolgrelatie!)
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Welk klimaat zie je in de klimaatgrafiek hiernaast?
A
Steppeklimaat (BS)
B
Savanneklimaat (Aw)
C
Tropisch regenwoudklimaat (Af)
D
Landklimaat (Dw)
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Welk klimaat zie je in de klimaatgrafiek hiernaast?
A
Steppeklimaat (BS)
B
Savanneklimaat (Aw)
C
Tropisch regenwoudklimaat (Af)
D
Landklimaat (Dw)
Slide 17 - Quizvraag
Hoe luidt de volledige wet van Buys Ballot?
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Overnemen
Slide 20 - Tekstslide
Coriolis effect
Aarde draait van west naar oost, het snelst bij de evenaar
Afwijking naar rechts op noordelijk halfrond, afwijking naar links op zuidelijk halfrond
Gebruik atlaskaart 230(GB 56e druk). In het zuidelijk deel van Afrika valt aan de oostkust meer neerslag dan aan de westkust. Wat is de oorzaak van dit verschil? (welke klimaatfactor?)
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Gebruik atlaskaart 230 GB65e Noteer onder elkaar op je antwoordblad de steden Alicante, Hongkong, Auckland en Göteborg. Schrijf achter elke stad de letter van de bijbehorende klimaatgrafiek.
Slide 25 - Open vraag
Gebruik atlaskaarten 228 en 229 (zelf kiezen) Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen (oorzaak-gevolgrelatie!)
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Een belangrijke schakel in de mondiale luchtstromen vormen de hogedrukgebieden op 30 graden noorder- en zuiderbreedte. Leg uit waarom er rond de 30 graden noorder- en zuiderbreedte hogedrukgebieden liggen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 28 - Open vraag
Een belangrijke schakel in de mondiale luchtstromen vormen de hogedrukgebieden op 30 graden noorder- en zuiderbreedte. Leg uit waarom er rond de 30 graden noorder- en zuiderbreedte hogedrukgebieden liggen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 29 - Open vraag
Leerdoelen
Je kunt de 6 landschapszones benoemen.
Je kunt de kenmerken (klimaat, vegetatie, landbouwmogelijkheden) van de tropische en aride, subtropische, gematigde, boreale en polaire landschapszones benoemen.
Je kunt de verdeling van de landschapszones op aarde verklaren aan de hand van de klimaatfactoren
Je begrijpt dat landschappen zeer divers zijn, dat verschillen binnen landschapszones groot kunnen zijn en dat grenzen tussen landschapszones geleidelijke overgangen zijn.
Je kunt aan de hand van kaarten (GIS en Grote Bosatlas) het verband uitleggen tussen klimaatgebieden, landschapszones en vegetatiezones van de 6 gebieden/landschapszones.
Slide 30 - Tekstslide
Landschapszones
Gebieden waar bepaalde bodems en vegetatietypes domineren. Natuurlijk spelen de klimaten een belangrijke rol in het voorkomen van bepaalde vegetatiesoorten
Slide 31 - Tekstslide
Tropische zone
Tropisch regenwoud
Etages (hoogteverschillen in begroeiing)
Hele jaar door groen - warm en vochtig
Onvruchtbare bodems
Savanne
Afwisseling bomen, struiken en grassen. Minder dicht begroeid
Droge periode - verschuiving ITCZ
Slide 32 - Tekstslide
Savannes liggen in het algemeen tussen de keerkringen. Leg het ontstaan uit met de jaarlijkse verschuiving van luchtdrukgebieden. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
Aride zone
Steppe
Graslandschap
Kort regenseizoen - verschuiving ITCZ
Woestijn
Kaal landschap - zandwoestijnen is maar een klein percentage
Gevolg van droogte (verschillend per locatie)
Waarom droog?
Hogedruk
Grote afstand tot de zee
Lijzijde van gebergte
Aflandige wind
Koude zeestroom
Slide 35 - Tekstslide
1. Omschrijf eerst het verschil tussen een steppe en savannelandschap. 2. Geef daarna aan waardoor steppes vaker verder van de evenaar te vinden zijn dan savannes.
Loofbossen (afhankelijk locatie: grassteppe en naaldbossen)
Slide 38 - Tekstslide
Welke landschapszone zie je op deze foto?
A
Tropische zone
B
Aride zone
C
Gematigde zone
D
Subtropische zone
Slide 39 - Quizvraag
Tot welke landschapszone behoort de savanne?
A
Gematigde
B
Aride
C
Tropisch
D
Subtropisch
Slide 40 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van de gematigde zone?
A
redelijke onvruchtbare grond
B
Loofbomen die blad verliezen
C
gemiddelde temperaturen onder 10 graden
D
Loofbomen die geen blad verlizen
Slide 41 - Quizvraag
Boreale zone
Taiga
Passend bij de D-klimaten
Taiga - naaldbossen
Nauwelijks aanwezig op zuidelijk halfrond
Slide 42 - Tekstslide
Polaire zone
Toendra
Passend bij de E-klimaten, maar ook in gebergten
Toendra - mossen en grassen
Permafrost
Slide 43 - Tekstslide
Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride zone
Tropische zone
Deze landschapszone is het gebied tussen de keerkringen.
In deze zone valt zo weinig neerslag en is de verdamping zo hoog dat er geen vegetatie kan groeien.
Het is er iets koeler dan in de tropische zone. Er komt mediterrane plantengroei voor met altijd groene naaldbomen en bladverliezende loofbomen.
Er heerst een vochtig klimaat. Het wordt er niet ijskoud, en ook niet heel warm. Er groeien naaldbomen, bladverliezende loofbomen en er komen steppen (prairies) voor.
Er komen taiga’s met homogeen bos voor en toendra’s. In toendra’s ontdooit alleen de bovenlaag van de bodem in de zomer en er groeien geen bomen.
Landschapszone waar het nooit warmer dan 10 °C wordt. Het is er te koud voor bomen; er groeien alleen struikachtige planten.
Slide 44 - Sleepvraag
Zet de afbeelding van de juiste landschapszone bij de juiste plek op de wereld.