input taal 4

Lezen 31-5
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen 31-5

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Leesopdracht
Op de volgende dia staat een verhaal. 
Kijk naar het verhaal. 
Lees de tekst nog niet!
Beantwoord daarna de vragen.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor soort tekst is dit?
A
Een enquete van school
B
Een tekst uit een schoolboek
C
Een advertentie
D
Een krantenartikel

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de titel van het verhaal?

Slide 6 - Open vraag

Kijk naar het plaatje en kijk naar de tekst.
1 zin is NIET WAAR. Welke is niet waar?
A
De boom staat in de tuin van de buurman.
B
Er zit gif in de emmer.
C
De man geeft de boom water.
D
De buurman is niet blij.

Slide 7 - Quizvraag

Waar gaat de tekst over, denk je?
A
Over een ruzie tussen twee buren om een boom.
B
Over burenruzies in Nederland.
C
Over een boom in de straat van de familie Veenstra.
D
Over de bomen in Nederland.

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord zal NIET in de tekst staan, denk je?
A
Schelden
B
Ruzie
C
Gezellig
D
Vechten

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel alinea's heeft het verhaal?
A
4
B
5
C
6
D
1

Slide 10 - Quizvraag

Lees het verhaal. 
Maak daarna de vragen.

Slide 11 - Tekstslide

Waar gaat de tekst over?
A
De buren hebben ruzie, omdat de boom al meer dan 100 jaar oud is.
B
De buren hebben ruzie, omdat de familie Veenstra geen zon in de tuin heeft door de boom van de buren.
C
De buren vechten, omdat meneer Veentra altijd ruzie maakt en wil vechten.
D
De buren hebben ruzie, omdat de familie Gorter geen zon in de tuin heeft door de boom van de buren.

Slide 12 - Quizvraag

Sleepvraag
Bij de volgende dia zie je een sleepvraag. 
Kies de naam van de persoon bij de juiste zin. 

Slide 13 - Tekstslide

Familie Veenstra
Familie Gorter
de heer Veenstra
allebei de buurmannen
Zij hebben besloten om te gaan verhuizen.
Gooit gif bij de boom van de buurman.
Hij begon te schelden tegen de buurman.
Zij hebben een nieuwe boom in de tuin gezet.

Slide 14 - Sleepvraag

Vragen over een e-mail
Bekijk de e-mail
Maak daarna de vragen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Waarom heeft Olaf een mailtje naar Rachid gestuurd?
A
Hij vindt Rachid aardig.
B
Omdat Rachid ziek is.
C
Hij wil zeggen dat het hem spijt.
D
Hij is boos op Rachid.

Slide 17 - Quizvraag

Waarom heeft Olaf niet gebeld naar Rachid? Wat denk jij?

Slide 18 - Open vraag

Geloof jij Olaf of denk jij dat het een smoes is?

Slide 19 - Open vraag

Zie jij een fout in Olafs mailtje? Zo ja, wat is er fout?

Slide 20 - Open vraag

Schrijven 31-5

Slide 21 - Tekstslide

Schrijven
Je ziet elke keer vier plaatjes. 
Jouw vriend/vriendin vraagt aan jou wat op een dag hebt gedaan. 
Geef antwoord met behulp van de plaatjes. 
Doe het als volgt:
Als eerste .... toen... daarna...ten slotte.
Schrijf goede zinnen, zonder spellingsfouten, met leestekens en hoofdletters.

Slide 22 - Tekstslide

Kijk goed naar de plaatjes. 
Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.
Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Slide 23 - Tekstslide

Kijk goed naar de plaatjes. 
Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.
Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Slide 24 - Tekstslide

Kijk goed naar de plaatjes. 
Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.
Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Slide 25 - Tekstslide

Klaar?
Onderstreep de werkwoorden en zet deze in de verleden tijd.

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf een e-mail
Een vriend/vriendin van jou gaat op vakantie. Jij kent dit land waar ze naartoe gaat heel goed. Ze heeft jou om wat tips gevraagd. Dit schrijf je in de mail (15 a 20 zinnen in totaal):
1. Aanhef  + waarom je de mail schrijft
2. de belangrijkste informatie over het land (klimaat, landschap, gewoontes, enzovoorts)
3. minimaal 3 dingen die ze zeker moet gaan doen. 
4. een wens tot slot.
5. afsluiting

Slide 27 - Tekstslide