N4 procenten les 3.5

N4 procenten les 3.5 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

N4 procenten les 3.5 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van rekenen met korting op korting?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stan betaalt bij de kassa 
€ 185. Wat was de originele prijs?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stan betaalt bij de kassa € 185. Wat was de originele prijs? Waar reken je eerst mee?
A
Met de korting die hij eerst kreeg (40%)
B
Je telt de kortingen bij elkaar op
C
Geen idee
D
Met de korting die hij extra kreeg (20%)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik reken deze vraag uit met..
de factor
een verhoudings -tabel
de formule

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het antwoord op de vraag?

Slide 6 - Open vraag

185 : 80 x 100 = 231,25
231,25 : 60 x 100 = € 385,42
Les 3.5 Procenten omrekenen
Na deze les kun je:
  1. Omrekenen van procenten, breuken, verhoudingen en kommagetallen
  2. Procenten, verhoudingen, breuken en decimale getallen vergelijken in verschillende situaties

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen van procenten en verhoudingen
  1. Letterlijk betekent procent ‘van de 100’. Dat is een verhouding. Je kunt een verhoudingstabel bij het omrekenen gebruiken.
  2. percentage is 4% . Dat is in verhoudingentaal 4 van de 100. Je kunt deze verhouding omrekenen naar 1 van de 25. Dus 4% is hetzelfde als 1 van de 25.
  3. verhouding is 1 van de 20 . Dat is dezelfde verhouding als 5 van de 100. Dus 1 van de 20 is hetzelfde als 5%.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen van procenten en kommagetallen
  • procenten kun je omrekenen naar kommagetallen door te delen door 100.
  • percentage is 0,7%  -> 0,7 : 100 = 0,007 -> dus 0,7% = 0,007 deel.
  • kommagetallen kun je omrekenen naar procenten door te vermenigvuldigen met 100.
  • kommagetal is 0,145 -> 0,145 × 100 = 14,5 ->dus 0,145 deel = 14,5%

 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen van procenten en breuken
  • Procenten kun je omrekenen naar breuken door deze te schrijven als een breuk van 100. 
Heeft het percentage een kommagetal, dan vergroot je eerst de breuk voordat je hem vereenvoudigt. 

 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7%
70%
0,235
0,0235
0,7
0,07
23,5%
2,35%

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Vergelijken van procenten, breuken, verhoudingen en kommagetallen
In sommige teksten of afbeeldingen worden verhoudingentaal, procenten en breuken door elkaar heen gebruikt. Om te vergelijken moet je dan of alles omrekenen naar procenten, naar breuken of naar verhoudingen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
  • Jannis houdt een enquête over het gebruik van een mobiel onder kinderen en jongeren. Aan de enquête deden 1451 16-jarigen en 783 17-jarigen mee

  • Hoe groot is het verschil tussen het aantal 16-jarigen en 17-jarigen dat hun mobiel tweedehands kocht?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht





  • 2. Bereken de aantallen. Reken met een factor.
16-jarigen: 1451
17-jarigen:  783

  • 3. Verschil in aantal tussen 16- en 17-jarigen dat hun mobiel tweedehands kocht:  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil in aantal?

Slide 15 - Open vraag

16-jarigen → 5% van 1451 → 1451 × 0,05 = 72,55 ≈ 73
17-jarigen → 12,5% van 783 → 783 × 0,125 = 97,875 ≈ 98
98 – 73 = 25
Bingo
  • In tweetallen
  • Zet eerst de kommagetallen bij alle afbeeldingen van de breuken
  • Pak 2 verschillende poppetjes en 1 dobbelsteen
  • Bepaal wie speler 1 en 2 is (ieder heeft z'n eigen 9 bingovakjes)
  • De jongste begint bij start, gooit de dobbelsteen en verzet het poppetje zoveel plaatsen als het aantal ogen op de dobbelsteen
  • Staat deze breuk als percentage op je bingokaart, dan mag je hem afkruisen. Let op: ook de andere speler mag hem afkruisen als deze op zijn/haar bingokaart staat
  • Daarna is speler 2 aan de beurt etc.
  • We spelen het spel 15 minuten
  • Degene met de meeste kruisjes is de winnaar!

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken in online omgeving

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesafsluiting: doelen behaald?
Ik kan procenten in verhoudingen, breuken en decimale getallen omrekenen
Ik kan procenten, verhoudingen, breuken en decimale getallen in verschillende situaties vergelijken
Beide doelen behaald
Geen van beide doelen behaadl

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb geconcentreerd kunnen werken
Ja
Redelijk
Nee

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Dit heb ik geleerd

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit wil ik nog leren

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies