Adjectives, adverbs, and comparisons

Adjectives = Bijvoegelijk naamwoord 
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Beschrijft een persoon, plaats of ding.
The brave dog chased the burglar.
The adorable cat is meowing loudly.


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Adjectives = Bijvoegelijk naamwoord 
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Beschrijft een persoon, plaats of ding.
The brave dog chased the burglar.
The adorable cat is meowing loudly.


Slide 1 - Tekstslide

Where to place adjectives
Vaak staat het bijvoeglijke naamwoord voor het zelfstandig naamoord.

You usually place an adjective before a noun.
Bright sweaters are worn in winter.
The early morning is a beautiful time of day.


Slide 2 - Tekstslide

Where to place adjectives
UITZONDERINGEN!!!

Bijvoeglijke naamwoorden staan aan het eind van een zin wanneer een mening word gegeven met  "to be" or "to seem".
That boy is handsome.
Your volleyball coach seems really mean.


Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een bijvoeglijk naamwoord?
A
Om een zelfstandig naamwoord te beschrijven
B
Om een bijvoeglijk naamwoord te beschrijven

Slide 4 - Quizvraag

Where in a sentence is an adjective usually placed?
A
at the beginning of a sentence
B
in front of a verb
C
in front of a noun

Slide 5 - Quizvraag

Adverbs = Bijwoord
Vaak (niet altijd) kan je een bijwoord herkennen doordat het eindigt op -ly.
1. Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord. -> He sings loudly.
2. Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord
 -> The dog is very brave.
3. Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord. 
-> He never does his chores too quickly.
4. Een bijwoord kan iets zeggen over een hele zin. -> Sadly, it was too late.

Slide 6 - Tekstslide

Adverbs describing verbs
Een bijwoord die een werkwoord beschrijft laat ons zien hoe de actie gebeurd:
Tom sings loudly in the shower.
The cat waits impatiently for its food.
The adverbs in both sentences answer the question in what manner? How does Phillip sing? Loudly. How does my cat wait? Impatiently.


Slide 7 - Tekstslide

Adverbs describing adjectives
Een bijwoord die een bijvoeglijk naamwoord beschrijft, zorgt voor een mate van intensiteit voor het bijvoeglijke naamwoord:

 “Is my singing too loud?” asked Phillip.
My cat was incredibly glad to receive its dinner.

Slide 8 - Tekstslide

Adverbs describing adverbs
Je kan een bijwoord gebruiken om een ander bijwoord te beschrijven. Je zou zelfs meerdere kunnen gebruiken als je dat zou willen:

The race finished too quickly.
Philip sings incredibly loudly.

Slide 9 - Tekstslide

Adverbs describing a sentence
Je kan een bijwoord gebruiken om een hele zin of uitspraak te beschrijven. 

Unfortunately, he arrived too late.
Personally, I prefer pizza over toast.

Slide 10 - Tekstslide

1. I ________________ late on Saturdays.
A
get up usually
B
usually get up
C
get usually up

Slide 11 - Quizvraag

Find the adjectives and adverbs!
1. I have been familiar with it since the start!
2. He has the ability to quickly shift between languages in a conversations.
3. She sang a melodious song gracefully during the concert.
4. He drove his new car carefully through the crowded streets.
5. The brilliant scientist solved the problem effortlessly.
6. She was terribly disappointed by the unexpected news.
7. The young boy ran swiftly across the playground.

Slide 12 - Tekstslide

Find the adjectives and adverbs!
1. He has the ability to quickly shift between languages in a conversations.
2. She sang a melodious song gracefully during the concert.
3. He drove his new car carefully through the crowded streets.
4. The brilliant scientist solved the problem effortlessly.
5. She was terribly disappointed by the unexpected news.
6. The young boy ran swiftly across the playground.

Slide 13 - Tekstslide