Week 43: lezen zakelijke teksten Perron 2 - les 1 KGT

Week 43: 
Lezen zakelijke teksten Perron 2 Les 1 KGT
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Week 43: 
Lezen zakelijke teksten Perron 2 Les 1 KGT

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les
Weet je wat het deelonderwerp en deelhoofdgedachte is.
Weet je wat objectief en subjectief is.
Weet je wat een doelgroep is.
Herken je de tekstsoort: reclame
Ken je het tekstverband reden en de bijbehorende signaalwoorden.
Ken je het tekstverband mening en argument en de bijbehorende signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ookalweer?
onderwerp en hoofdgedachte

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Deelonderwerp en deelhoofdgedachte
De meeste teksten zijn verdeeld in alinea's. Net zoals een hele tekst heeft ook iedere alinea een onderwerp: het deelonderwerp, én een hoofdgedachte: de deelhoofdgedachte. Het deelonderwerp van een alinea komt vaak terug in het tussenkopje (als dat er staat) of in de eerste regels van de alinea. De deelhoofdgedachte is vaak de eerste regel of de laatste regel van de alinea.

Je vindt het deelonderwerp van een alinea door te vragen: 'Waar gaat deze alinea over?' Het antwoord op die vraag is het deelonderwerp. Om de deelhoofdgedachte te vinden, vraag je: 'Wat zegt de schrijver over het deelonderwerp in deze alinea?' Het antwoord op deze vraag schrijf je in één hele zin op: de deelhoofdgedachte.

Slide 5 - Tekstslide

Objectief en subjectief
Een tekst kan objectief of subjectief zijn. 
Objectieve teksten zijn teksten waarin de schrijver informatie geeft, die je kunt controleren. Een objectieve tekst bevat dus veel feiten. In die teksten zit geen mening van de schrijver. Bijvoorbeeld: 'Gisteren is de nieuwste bioscoopfilm van Spiderman in première gegaan.' Het is een feit, dat je kunt controleren.

Subjectieve teksten zijn teksten waarin de schrijver wel zijn mening laat merken. Dit zijn teksten waarin de schrijver partijdig of emotioneel kan zijn. Bijvoorbeeld: 'Die nieuwe bioscoopfilm van Spiderman is echt waardeloos gemaakt.' Teksten die willen overhalen of overtuigen zijn altijd subjectief.

Slide 6 - Tekstslide

Informeren informatie geven = objectief
Amuseren vermaken = subjectief
Instructie geven iets aanleren = objectief
Overtuigen overtuigen van mening = subjectief
Activeren iets laten doen = subjectief

Slide 7 - Tekstslide

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 8 - Sleepvraag

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 9 - Sleepvraag

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 10 - Sleepvraag

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 11 - Sleepvraag

Welk woord wordt gebruikt om een mening te beschrijven?
A
Objectief
B
Subjectief
C
Onpartijdig
D
Feitelijk

Slide 12 - Quizvraag

Doelgroep
Iedere tekst is voor een bepaald publiek bedoeld. Dit noem je de doelgroep van de tekst.
Voor welke doelgroep een tekst is bedoeld zie je aan:
1. het taalgebruik in de tekst. Hoe ouder de doelgroep, hoe langer de zinnen en hoe moeilijker de woorden.
2. het uiterlijk van de tekst. Teksten voor kinderen en jongeren zijn vaak kleurrijker en hebben meer plaatjes.
3. het onderwerp van de tekst. Teksten voor volwassenen gaan meestal over andere onderwerpen dan teksten voor kinderen en jongeren.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de 'doelgroep' van een tekst?
A
de schrijver
B
voor wie de tekst geschreven is
C
wat de boodschap van de schrijver is
D
antwoorden b en c

Slide 14 - Quizvraag

De doelgroep voor deze tekst is:
A
volwassenen
B
studenten
C
mensen die van voetbal houden
D
mensen die van koken houden

Slide 15 - Quizvraag

Wie is de doelgroep van deze tekst?

Slide 16 - Open vraag

Wie is de doelgroep van deze tekst?

Slide 17 - Open vraag

Een tekst heeft altijd een doelgroep/leespubliek. Wat is een doelgroep?

Slide 18 - Open vraag

Tekstsoort: reclame
Kenmerken van reclame:
Reclame ziet er vaak grappig of opvallend uit om de aandacht te trekken. 
reclame heeft vaak een slogan, een soort slagzin, die je gemakkelijk onthoudt. 
Reclamemakers gebruiken ook vaak een muziekje dat in je hoofd blijft zitten.


Het tekstdoel van reclame is activeren. De maker van de reclame wil dat de lezer iets gaat doen: het product kopen.
De betrouwbaarheid van reclame is niet groot, het is dan ook een subjectieve tekstsoort. 


Slide 19 - Tekstslide


Voor wie is deze reclame?
A
Kinderen
B
Jongeren
C
Volwassenen
D
Ouderen

Slide 20 - Quizvraag

Een reclameadvertentie heeft als doel:
A
informeren
B
overhalen

Slide 21 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Herhaling Perron 1

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Tekstverband: reden
Het tekstverband reden geeft een verklaring waarom iemand iets zegt of doet. Stel, je komt te laat in de les, omdat de bus vertraging had. Dat is de reden voor je late binnenkomst in de les.
De volgende signaalwoorden geven een reden aan: want, omdat en daarom. Het tekstverband reden kan ook in een tekst voorkomen zónder signaalwoorden.

Jurgen haalt vlooienshampoo bij de dierenwinkel, want de kat heeft last van vlooien.
Het regent heel hard, daarom trek ik mijn regenponcho aan.



Slide 25 - Tekstslide

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband reden?

A
daarom
B
want
C
omdat
D
daarmee

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord bij het tekstverband "reden"?
A
en
B
want
C
ten eerste
D
toch

Slide 27 - Quizvraag

Tekstverband: mening en argument
In subjectieve teksten kun je lezen wat de mening van de schrijver is. Een ander woord voor mening is standpunt. Je herkent een mening aan woorden als ik vind, volgens mij en mijn mening is. Bij een mening horen altijd argumenten om de mening te onderbouwen. Een argument is de uitleg waarom iemand iets vindt.
Een voorbeeld van een mening: Ik vind paarden leuke dieren. Argumenten voor deze mening kunnen zijn: Paarden zijn slim en ze hebben mooie ogen.
Aan de volgende signaalwoorden: omdat, daarom, want en immers, kun je een argument herkennen. Maar ook zónder deze signaalwoorden kan het tekstverband mening / argument in een tekst zitten.
Naomi vindt paarden leuke dieren, want ze zijn slim en ze hebben mooie ogen.
Ik houd niet van katten, omdat ze altijd zomaar op mijn schoot springen.


Slide 28 - Tekstslide

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband: mening/argument
A
en
B
maar
C
of
D
want

Slide 29 - Quizvraag

Die boom is vreemd gesnoeid.
A
feit
B
tekstverband
C
argument
D
mening

Slide 30 - Quizvraag

Het is vandaag heerlijk is weer' is:
A
een feit
B
een tekstverband
C
een mening
D
een argument

Slide 31 - Quizvraag

Opdrachten
Lezen: zakelijke teksten perron 2

Maak opdracht 1 t/m 13

Slide 32 - Tekstslide