Klas 4 meten in gewichten
1 / 28
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
KG
HG
DAG
G
DG
CG
MG
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo
Slide 10 - Quizvraag
Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g
Slide 11 - Sleepvraag
Hoeveel gram is een kilogram?
A
1
B
10
C
100
D
1000
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Welke weegschaal zou je gebruiken?
Keukenweegschaal
Personenenweegschaal
Maatlepels
Slide 15 - Sleepvraag
Lees af
A
B
C
D
95 kg
81 kg
85 kg
99 kg
Slide 16 - Sleepvraag
Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000
Slide 17 - Quizvraag
2,5 kg is
A
25 g
B
250 g
C
0,25 g
D
2500 g
Slide 18 - Quizvraag
Welk gewicht hoort bij welk product?
1 kilo
1 gram
200 gram
1000 kg
Slide 19 - Sleepvraag
6000gram
60 gram
600 gram
6 gram
6 kg
0,6 hg
0,6 kg
0,6 dag
Slide 20 - Sleepvraag
1 kg
1 g
1 mg
100 dag
1000 g
0,1 dag
1000 mg
0,0001 g
0,1 cg
Slide 21 - Sleepvraag
Slide 22 - Video
Slide 23 - Tekstslide
Hoeveel pond gaat er in een kilo
A
10
B
2
C
5
D
20
Slide 24 - Quizvraag
Hoeveel weegt een ons?
A
100 gram
B
150 gram
C
1000 gram
D
250 gram
Slide 25 - Quizvraag
Hoeveel ons gaat er in een kilo
A
2
B
10
C
6
D
100
Slide 26 - Quizvraag
Hoeveel gram is 4 pond?
A
200 gram
B
250 gram
C
2000 gram
D
10000 gram
Slide 27 - Quizvraag
500 gram
200 gram
6000 kg
2 ons
1 pond
6 ton
