Het regelmatige werkwoord op -er + bijv. nmw

Herhaling grammaire ch. 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling grammaire ch. 2

Slide 1 - Tekstslide

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Vertaal:
(danser) hij danst

Slide 5 - Open vraag

Vertaal:
(donner) jullie geven

Slide 6 - Open vraag

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Slide 7 - Open vraag

Vertaal:
(chanter) Zij zingt

Slide 8 - Open vraag

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche

Slide 11 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Ik praat lanzaam, ik praat snel
De rode auto, de snelle auto, de langzame fietser.

Slide 12 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden:

Il a un chat gris
Ma mère a cinq chats gris

L'éléphant est gros
les éléphants sont gros

Slide 24 - Tekstslide

Mon chat est rouge
Ma chambre est rouge aussi

Le mur jaune
Les maisons jaunes

Slide 25 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
francais
B
francaise
C
francaiss
D
francaises

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Naar behoefte leren:
  • Quizlet schrijven/zwaartekracht/leren
  • Slim stampen (de grammatica MOET je hier leren!)
  • Oefeningen op classroom / YouTube video's 

Slide 37 - Tekstslide