3.2.3 bijvoeglijk naamwoord

3.2.3 bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 
Bijv. de groene deur, de lage stoel, de volle fles
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2.3 bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 
Bijv. de groene deur, de lage stoel, de volle fles

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
orka
B
zwemt
C
enorme

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
vacht
B
warme
C
hond

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schattige
B
zeehond
C
jagen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
ijsbeer
B
grommen
C
witte

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
spelen
B
kleine
C
jongen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het bijv. nw?
Ik draai rond op de dure stoel.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het bijv. nw?
Ik schreeuw het uit van dolle pret.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het bijv. nw?
Susan kijkt naar de verlepte plant.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het bijv. nw?
Wij eten gebakken aardappeltjes.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het bijv. nw?
Ik eet knapperige pinda's.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het bijv. nw?
Hier is een Griekse tempel.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het bijv. nw?
Dat is een Nederlands poppetje.

Slide 13 - Open vraag

Enkelvoud of meervoud
Enkelvoud daar is er maar één van: stoel
Meervoud daar zijn er meerdere van: stoelen

Slide 14 - Tekstslide

bonbons
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 15 - Quizvraag

pepernoten
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 16 - Quizvraag

weertje
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 17 - Quizvraag

trek
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 18 - Quizvraag

fietsen
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 19 - Quizvraag