Voortplanting kb klas 3. Oefenvragen.

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zaadcellen zijn groter dan eicellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 3 - Quizvraag

Bevruchting vindt meestal plaats in de baarmoeder.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

De eerste weken na de innesteling krijgt het embryo voeding. Hiervoor zorgt het baarmoederslijmvlies.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Chlamydia is een soa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Door een hiv- besmetting kun je gemakkelijker allerlei ziekten krijgen.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 7 - Quizvraag

Een onbehandelde chlamydia kan leiden tot onvruchtbaarheid bij vrouwen.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Menstruatiecyclus:oestrogeen-dikker worden van baarmoederslijmvlies. Kan deze vrouw zwanger zijn?

Slide 9 - Tekstslide

In de afbeelding worden onder andere enkele delen van het voortplantingsstelsel van de man weergegeven.

Productie van zaadcellen is letter:
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 10 - Quizvraag

Drie delen van het voortplantingsstelsel van de man zijn: de urinebuis, een zaadleider en een zwellichaam.
Welk van deze delen kan zowel urine als sperma vervoeren?

A
urinebuis
B
zaadleider
C
zwellichaam

Slide 11 - Quizvraag

Voortplantingsstelsel van de Man

    Slide 12 - Tekstslide

    Baardgroei is een primair of secundair geslachtskenmerk.
    A
    Primair
    B
    Secundair

    Slide 13 - Quizvraag

    In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw komt het maagdenvlies voor?
    A
    In de baarmoeder
    B
    In de grote schaamlippen
    C
    In de vagina
    D
    In de kleine schaamlippen

    Slide 14 - Quizvraag

    Welk nummer geeft de eierstokken weer?
    A
    5
    B
    3
    C
    7
    D
    1

    Slide 15 - Quizvraag

    middelen die zwangerschap tegengaan
    A
    softcup
    B
    voorbehoedmiddelen
    C
    condoom
    D
    pil

    Slide 16 - Quizvraag

    wat is niet waar?
    A
    de pil geeft hormonen af
    B
    je moet de pil dagelijks innemen
    C
    je krijgt geen eisprong als je de pil slikt
    D
    de pil is onbetrouwbaar

    Slide 17 - Quizvraag

    Sterilisatie, wat wordt bij een man afgesloten?
    A
    Zaadleiders
    B
    Eileiders
    C
    Zaadballen
    D
    Bijballen

    Slide 18 - Quizvraag

    Het spiraaltje voorkomt:
    A
    Soa's
    B
    Voorkomt dat de eicel rijpt
    C
    Voorkomt innesteling van een embryo

    Slide 19 - Quizvraag

    Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen SOA's?
    A
    De pil
    B
    Het condoom
    C
    Pil en condoom
    D
    Geen van beide

    Slide 20 - Quizvraag

    Waaruit bestaat sperma?
    A
    voedingsstoffen + zaadcellen
    B
    zaadcellen + vocht + voedingsstoffen
    C
    vocht + zaadcellen
    D
    zaadcellen

    Slide 21 - Quizvraag

    Welke volgorde is juist?
    A
    1. Ontsluiting 2. nageboorte 3. uitdrijving
    B
    1. uitdrijving 2. nageboorte 3. ontsluiting
    C
    1. nageboorte 2. uitdrijving 3. ontsluiting
    D
    1. ontsluiting 2. uitdrijving 3. nageboorte

    Slide 22 - Quizvraag

    Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?
    A
    Ongesteld zijn
    B
    Ovulatie
    C
    Innesteling
    D
    Menstruatie

    Slide 23 - Quizvraag

    Waar vindt bevruchting van de eicel plaats?
    A
    Baarmoeder
    B
    Vagina
    C
    Eierstok
    D
    Eileider

    Slide 24 - Quizvraag

    Vanaf welke week heet een ongeboren kind een foetus i.p.v. embryo?
    A
    Week 7
    B
    Week 8
    C
    Week 12
    D
    Week 14

    Slide 25 - Quizvraag

    1. Vruchtvliezen zijn vliezen om het embryo en vruchtwater heen.
    2. De functie van de vruchtvliezen: Zij beschermen de embryo tegen uitdroging, stoten en wisselingen in temperatuur
    A
    1 waar 2 nietwaar
    B
    1 nietwaar 2 waar
    C
    beide waar
    D
    beide nietwaar

    Slide 26 - Quizvraag

    Hoe noemen we nummer 2
    A
    placenta
    B
    vruchtwater
    C
    navelstreng
    D
    baarmoeder

    Slide 27 - Quizvraag

    Bij welke techniek wordt weefsel uit de placenta gehaald?
    A
    besnijdenis
    B
    vlokkentest
    C
    vruchtwaterpunctie
    D
    bij een hersenonderzoek

    Slide 28 - Quizvraag

    Het blaasje waarin de eicel rijpt heet...
    A
    Folikkel
    B
    Eiblaasje
    C
    Geel lichaam

    Slide 29 - Quizvraag

    De levensfasen van een mens

    Slide 30 - Tekstslide

    Wat is de juiste volgorde van levensfasen.
    A
    Baby, peuter, kleuter, kind, adolescent, puber, volwassene, ouder
    B
    Baby, kleuter, peuter, kind, puber, adolescent, volwassene, ouder
    C
    Baby, peuter, kleuter, kind, puber, adolescent, volwassene, ouder
    D
    Baby, kleuter, peuter, kind, adolescent, puber, volwassene, ouder

    Slide 31 - Quizvraag

    Vindt bij een zwangere vrouw menstruatie plaats? En ovulatie?
    A
    Zowel menstruatie als ovulatie
    B
    Wel menstruatie maar geen ovulatie.
    C
    Wel ovulatie maar geen menstruatie.
    D
    Geen menstruatie en geen ovulatie.

    Slide 32 - Quizvraag