Taalverzorging Spelling- Leestekens en de rest

Aan elkaar of los
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

Na deze les kun je:
- punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken.
- dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je kent de regels van los en aan elkaar schrijven.

* Je kunt de woorden goed schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Spelling-Leestekens
  • punt
  • vraagteken
  • uitroepteken
  • komma

-Citaat: dubbele punt + 'aanhalingstekens'

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide


Kies de juiste schrijfwijze

A
Zuid Limburg
B
Zuid-Limburg

Slide 11 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Twee krenten bollen
B
Tweekrentenbollen
C
Twee krentenbollen

Slide 12 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Af zuigkap
B
Afzuigkap
C
Afzuig kap

Slide 13 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Autobedrijf Den Hartogh
B
Auto bedrijf Den Hartogh
C
Auto bedrijf DenHartogh

Slide 14 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Beenham salade
B
Beenhamsalade

Slide 15 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
bibliotheekboeken
B
bibliotheek boeken

Slide 16 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
parkeer plaatsen
B
parkeerplaatsen

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Noord Brabant
B
Noord-Brabant
C
Noordbrabant

Slide 18 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
buitenboordmotor
B
buiten boordmotor
C
buiten boord motor

Slide 19 - Quizvraag

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen.


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 20 - Tekstslide

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


maken een tekst duidelijker en beter te lezen.



Slide 21 - Tekstslide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

- aanhalingstekens

Slide 22 - Tekstslide

PUNT (1)

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 23 - Tekstslide

PUNT (2)

- Na of in sommige afkortingen


d.m.v.  -  m.a.w.  -   i.i.g.

  dhr.  -  mevr.  -   mej.

max.   -  min.  - nr.

Slide 24 - Tekstslide

Jarno gaat straks naar voetbal
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

VRAAGTEKEN

- Na een vraag


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Slide 26 - Tekstslide

Gaat Job straks naar voetbal?
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

UITROEPTEKEN (1)

- Om aan te geven dat iemand luid roept


'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.



Slide 28 - Tekstslide

UITROEPTEKEN (2)

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 29 - Tekstslide

Kijk uit voor die auto
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

KOMMA (1)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille en bosvruchten.



Slide 31 - Tekstslide

KOMMA (2)

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 32 - Tekstslide

KOMMA (2)

- Voor een voegwoord

Ik ga zo naar de les, omdat ik anders te laat kom.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 33 - Tekstslide

Als ik 16 ben ga ik mijn brommerrijbewijs halen.
A
Goed
B
Fout

Slide 34 - Quizvraag

AANHALINGSTEKENS

- Bij een citaat


Brenda vroeg:"Heeft iemand een oplader te leen? Ik ben die van mij kwijt."



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 35 - Tekstslide

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 36 - Open vraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 37 - Open vraag

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout

Slide 38 - Quizvraag

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Zoek op Google naar taalvoutjes.
Kies een afbeelding waar een taalfout opstaat, waar woorden aan elkaar hadden geschreven moeten worden. Upload het plaatje hier.

Slide 41 - Open vraag

Moet het deel tussen haakjes wel of niet aan elkaar?

Met deze [hout snippers] kun je een mooi vuur maken

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 42 - Quizvraag

Moet het deel tussen haakjes wel of niet aan elkaar?

Het [kleine kind] zeurde de hele tijd bij zijn vader.

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 43 - Quizvraag

Moet het deel tussen haakjes wel of niet aan elkaar?

Meneer Sanders is heel trots op zijn [klein kind].

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 44 - Quizvraag

Moet het deel tussen haakjes wel of niet aan elkaar?

Hou jij van [oorlogs boeken?]

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 45 - Quizvraag

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm.

Slide 46 - Tekstslide

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat

Slide 47 - Tekstslide

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat

Slide 48 - Tekstslide

vragen
VRAGEN? 

Slide 49 - Tekstslide