2h-Kap4-C-herh-D-E-ww-met stam op d en t

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgabe war:
oefenen/hardop lezen: Plauderecke (Seite 142)


leren:
Grammatik C (blz. 118)
Wörterliste B
herhalen: Wörterliste A






Slide 3 - Tekstslide

Lernziele:
 Grammatik: 
-Ich wiederhole die Possessivpronomen (=bezittelijke voornaamwoorden) und kann sie benutzen 
= Aufgabe 7, 8, 9

- ich kann Verben mit Stamm auf -d/-t benutzen
= Aufgabe 17-19
 


Slide 4 - Tekstslide

Grammatik C, Seite 117
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
unser
B
unsere

Slide 6 - Quizvraag

Was ist (jouw) Name (m)?
A
dein
B
deine
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Das ist (mijn) Fahrrad (o).
A
mein
B
meine
C

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal het woord tussen de haakjes:
Die Schüler geben (hun) Hausaufgabe (v) ab.

Slide 9 - Open vraag

Vertaal het woord tussen de haakjes:
(Mijn) Turnbeutel liegt dort!

Slide 10 - Open vraag

Vertaal het woord tussen de haakjes:
Lisa, wo ist (jouw) Flasche?

Slide 11 - Open vraag

Heb je de lesdoelen behaald?

-Ik kan de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Seite 124: 
timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

Was ist richtig?
reiten: Sie (ev.) _____ wirklich jeden Tag!
A
reit
B
reitet

Slide 14 - Quizvraag

Was ist richtig?
leiten: Wer (3e ev.) _____ deinen Lieblingsverein?
A
leitet
B
leit

Slide 15 - Quizvraag

Was ist richtig?
warten: _____ ihr vor dem Eingang auf mich?
A
wartet
B
wartt

Slide 16 - Quizvraag

Was ist richtig?
finden: _____ du das witzig (=grappig)?
A
Findst
B
Findest

Slide 17 - Quizvraag

Was ist richtig?
kosten: Ein Ticket _____ rund 80€!
A
kostet
B
kost

Slide 18 - Quizvraag

Was ist richtig?
beobachten: Warum _____ du Tiere?
A
beobachtst
B
beobachtest

Slide 19 - Quizvraag

Was ist richtig?
reden: Er _____ immer nur von seinem Lieblings-Computerspiel!
A
redt
B
redet

Slide 20 - Quizvraag

Was ist richtig?
leiten: Ich habe letztes Jahr einen Bücherclub _____ .
A
geleitet
B
geleit

Slide 21 - Quizvraag

Seite 125
A) Welche Form ist richtig?
B) Welches Vern aus A passt? 
Achte auf die richtige Form!
timer
6:00

Slide 22 - Tekstslide

A
1 dichtet
2 geht
3 findest
4 höre
5 gekostet
6 beobachtet
7 fahren
8 geredet

B
1 finde
2 gekostet
3 höre
4 beobachtet
5 geredet
6 dichtet
7 fahren
8 geht

Slide 23 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen behaald?

-Ik kan de werkwoorden met stam op d-/-t gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Hausaufgabe:
machen: Aufgabe 16 (blz. 122/123) = kies 1 tekst en maak de vragen)

lernen: Grammatik C + E (Seite 144) 
+ Wörterliste D/F (Seite 140)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide