3 Basis - Chapter 3 - les 2: both, each , all, every and none

Hello

- Good that you are here!
- Please take your Ipad and mobile phone

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hello

- Good that you are here!
- Please take your Ipad and mobile phone

Slide 1 - Tekstslide

Rules
- Open op je Ipad je Lesson Up app 
- Open op je mobiele telefoon Teams
Doe je camera aan zodat je gezicht in beeld is
Heb je een vraag gebruik handje van Lesson Up
De oefeningen maak je op je Ipad.



Heb je een vraag gebuik handje van Lesson Up
Good that you are here!
- Please take your Ipad and mobile phone

Rules

Slide 2 - Tekstslide

This lesson

  • Onderwerp: Both, each, all, every and none
  • ,Grammar 7 Theme 3

  • Programma: uitleg - oefening- check



Wednesday
20
January 21
Lesdoel:  Aan het einde van de les weten jullie wat de woorden betekenen en hoe je die moet toepassen is 

Slide 3 - Tekstslide

Both, Each,
All, Every and None
Wanneer gebruik je welke?

Slide 4 - Woordweb

Both
Each
Every
All
None
Iedere
geen/ niet één
Beide/ allebei
Elke
Alle/ Allemaal

Slide 5 - Sleepvraag

Wat betekent 'both' in het Nederlands?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent 'each' in het Nederlands?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent 'all' in het Nederlands?

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent 'every' in het Nederlands?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent 'none' in het Nederlands?

Slide 10 - Open vraag

Both = beide/allebei
  • Je gebruikt 'both' bij twee personen, dieren of dingen.

  • Het zelfstandig naamwoord staat in het meervoud.

Example: 
  • Both fugitives were captured by the police.
  • Sarah watched both girls as they entered the room.

Slide 11 - Tekstslide

Each = elke
  • Je gebruikt 'each' bij twee of meer personen, dieren of dingen.

  • Het zelfstandig naamwoord staat in het enkelvoud.

Example: 
  • He has a small tattoo on each arm.
  • Each year Kevin goes skiing in Austria.

Slide 12 - Tekstslide

All, every, none= alle/allemaal, iedere, geen/niet een
  • Je gebruikt 'all, every, none' bij drie of meer personen, dieren of dingen.

Example: 
  • The suspect admitted to all charges.
  • A criminal burgled nearly every house in the street.
  • None of the missing jewels were recovered.

Slide 13 - Tekstslide

Each, every = elke, iedere
  • Je gebruikt 'each' om nadruk te leggen op individuele dingen. 

  • Je gebruikt 'every' om nadruk te leggen op het geheel.
Example: 
  • He held a glass in each hand.
  • There was police on every corner.

Slide 14 - Tekstslide

... watches belong to Henry.
A
Each
B
Both
C
Every
D
None

Slide 15 - Quizvraag

The police questioned ... of the bank's employees.

A
each
B
both
C
all
D
none

Slide 16 - Quizvraag

He has a small tattoo on ... arm.
A
each
B
both
C
every
D
none

Slide 17 - Quizvraag

I have two cats. ____ enjoy going outside.
A
both
B
none
C
all
D
every

Slide 18 - Quizvraag

Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 19 - Quizvraag

She sings ____ song with passion.
A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 20 - Quizvraag

Sarah wakes up at 7 o’clock ______ day.

A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 21 - Quizvraag

I burnt _______ my hands when I took the chicken out of the oven.

A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 22 - Quizvraag

______ of our cookies is individually wrapped.


A
both
B
every
C
each
D
all

Slide 23 - Quizvraag

Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 24 - Quizvraag

She sings ____ song with passion.
A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 25 - Quizvraag

Robert knows ____ of the words for the test.
A
every
B
none
C
either
D
neither

Slide 26 - Quizvraag

Exercise 2
Open vragen
Kies uit: both / each / all / every / none
Je hoeft NIET de hele zin op te schrijven.

Slide 27 - Tekstslide

She has played ____ of her new games yet.

Slide 28 - Open vraag

Jane and Tim ____ love dancing.

Slide 29 - Open vraag

The couple is quite hungry, so they ____ order a snack.

Slide 30 - Open vraag

____ of the shoes they sell here fit me.

Slide 31 - Open vraag

Did they eat ____ of the cakes.

Slide 32 - Open vraag

She has played ____ of her new games yet.

Slide 33 - Open vraag

Jane and Tim ____ love dancing.

Slide 34 - Open vraag

The couple is quite hungry, so they ____ order a snack.

Slide 35 - Open vraag

____ of the shoes they sell here fit me.

Slide 36 - Open vraag

Did they eat ____ of the cakes.

Slide 37 - Open vraag

Nu maken : Stepping Stones
Stepping  Stones Theme 3
Hoofdstuk Exa 
5. Reading 
oefeningen 1 tm 4
Tot straks!!



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Tekstslide

Well done!


Slide 41 - Tekstslide