Bronvermelding

Bronnen en bronvermeldingen

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bronnen en bronvermeldingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen in deze les

  • Je weet wat bronnen zijn. 
  • Je weet hoe je om moet gaan met verschillende bronnen.
  • Je weet hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt beoordelen.
  • Je kunt relevante informatie zoeken en verwerken.
  • Je weet wat een bronvermelding is.
  • Je weet hoe je een bronvermelding moet maken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar kan ik het beste informatie vandaan halen over.......

een land waar je voor het eerst naartoe gaat.
A
een reisgids
B
een fictief boek dat zich daar afspeelt.

Slide 3 - Quizvraag

Een reisgids bevat feitelijke informatie  over een land of plek, terwijl de schrijver van een fictief boek dingen kan verzinnen die hij/zij in het boek verwerkt.
Waar kan ik het beste informatie vandaan halen over.......

een specifieke politieke partij.


A
krantenartikel over die partij
B
een televisiespotje van die partij

Slide 4 - Quizvraag

Een krantenartikel bevat objectieve informatie en heeft niet als doel stemmen te werven voor een bepaalde politieke partij. Een televisiespotje van een politieke partij heeft als doel stemmen te werven voor deze politieke partij, het spotje zal dus altijd een positief beeld van de partij schetsen.
wat weet je over bronvermelding?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

wat wil je nog leren over bronvermelding?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Doelen in deze les

  • Je weet wat bronnen zijn. 
  • Je weet hoe je om moet gaan met verschillende bronnen.
  • Je weet hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt beoordelen.
  • Je kunt relevante informatie zoeken en verwerken.
  • Je weet wat een bronvermelding is.
  • Je weet hoe je een bronvermelding moet maken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar kan ik het beste informatie vandaan halen over.......

een land waar je voor het eerst naartoe gaat.
A
een reisgids
B
een fictief boek dat zich daar afspeelt.

Slide 12 - Quizvraag

Een reisgids bevat feitelijke informatie  over een land of plek, terwijl de schrijver van een fictief boek dingen kan verzinnen die hij/zij in het boek verwerkt.
Waar kan ik het beste informatie vandaan halen over.......

een specifieke politieke partij.


A
krantenartikel over die partij
B
een televisiespotje van die partij

Slide 13 - Quizvraag

Een krantenartikel bevat objectieve informatie en heeft niet als doel stemmen te werven voor een bepaalde politieke partij. Een televisiespotje van een politieke partij heeft als doel stemmen te werven voor deze politieke partij, het spotje zal dus altijd een positief beeld van de partij schetsen.
Betrouwbaarheid van bronnen
 Wil je informatie uit een bron gebruiken? Beantwoord dan eerst deze vragen:
  1. Is deze bron bruikbaar voor de informatie die ik zoek?
  2.  Is deze bron betrouwbaar?
  3. Waarom (met welk doel) heeft de schrijver/maker deze bron gemaakt?
  4. Waar heeft de schrijver/maker zijn informatie vandaan?
  5. Is alle informatie duidelijk opgeschreven/weergegeven ?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bron beoordelen
Stel, je zoekt voor een verslag  informatie over de onstaansgeschiedenis van Amsterdam. Je hebt de volgende websites gevonden: Historiek en Jordaaninfo.

Beoordeel deze bronnen aan de hand van de vragen op de vorige dia.  Welke bron zou je eerder gebruiken?

Deel je bevindingen met de klas.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbaarheid en het internet
Vaak zoek je informatie op het internet, bijvoorbeeld via Google. Veel mensen letten daarbij alleen op de eerste tien zoekresultaten, maar de bovenste resultaten zijn niet per se de beste.

Het is belangrijk om kritisch te kijken naar je zoekresultaten voordat je informatie van de betreffende sites verwerkt in een schrijfopdracht.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbaarheid van een website controleren
Om te beoordelen of een website betrouwbaar is, kun je een aantal vragen beantwoorden:
  1. Sluit het uiterlijk van de site aan bij de informatie die je zoekt?
  2. Wordt de site regelmatig bijgehouden?
  3.  Hoe objectief is de informatie op de site?
  4.  Kun je de feiten in de tekst controleren?
  5.  Is duidelijk op welke bronnen de informatie op de site gebaseerd is?

Als je vragen niet kunt beantwoorden, weet je niet of de website betrouwbaar is.



Slide 17 - Tekstslide

  1. Ziet de site er professioneel of amateuristisch uit? Zeker bij amateuristische sites zul je jezelf kritisch de vraag moeten stellen of de site betrouwbare informatie bevat.
  2.     De informatie van sites die lang niet bijgewerkt zijn kan heel goed betrouwbaar zijn, maar het kan ook niet meer relevant of onvolledig zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om een plek, aan deze plek kan in de loop der tijd veel  veranderen.
  3. Bevat een site alleen maar meningen, dan kun je twijfelen aan de betrouwbaarheid van de site. De maker van de site heeft dan duidelijk een bepaalde bedoeling met de site.
  4. Kun je de feiten in de tekst controleren? Het is belangrijk om de gevonden informatie altijd te controleren met behulp van gegevens uit andere bronnen.
  5. Wanneer een schrijver zijn tekst heeft gebaseerd op bronnen neemt de betrouwbaarheid meestal toe.


Websites vergelijken
Bekijk de volgende twee links: 

site 1
site 2

Welke site is volgens jou het meest betrouwbaar? Leg uit!





Slide 18 - Tekstslide

Bespreek de websites klassikaal.

Informatie uit bronnen verwerken
Bij het verwerken van informatie uit een bron, is het belangrijk dat je het in je eigen woorden 'vertaalt'.

Je moet dan rekening houden met wat jouw schrijfdoel is en voor wie je schrijft. Neem nooit zomaar iets letterlijk over uit een bron. 


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie 'vertalen'
Stel, je schrijft een verslag over de schrijver Jan Terlouw om je klasgenoten te informeren over het leven van de schrijver en het soort boeken dat hij schrijft.

Je hebt deze website gevonden. Lees de informatie onder het kopje opmerkingen en 'vertaal' deze informatie in twee alinea's in je eigen woorden. Kies de informatie die je het belangrijkst vindt,  maar let wel op het schrijfdoel.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ben je verplicht je bronnen te vermelden?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bronvermelding
Tijdens het maken van verslagen houdt je goed bij welke bronnen je gebruikt hebt. Het moet voor de lezer van je verslag duidelijk zijn waar je de informatie vandaan hebt gehaald.

In je verslag neem je altijd een bronvermelding op: een lijst waarop alle websites, boeken, artikelen en dergelijke staan die je hebt gebruikt om informatie te verzamelen.

Voor het opschrijven van je bronnen gelden vaste regels.  Je zet alle bronnen op alfabetische volgorde (op achternaam van de schrijvers) in de lijst. Hoe je twee belangrijke soorten bronnen noteert zie je op de volgende dia's.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bronvermelding dient een aantal doelen:

  1. Je geeft hiermee de auteur van de bron de eer die hem/haar toekomt.
  2. Je geeft de lezer van je schrijfproduct de kans om de bron op te zoeken.
  3. Door het plaatsen van een bron voorkom je plagiaat.

https://www.scribbr.nl/category/apa-stijl/

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee manieren
  • Citeren: letterlijk tekst overnemen
  • Parafraseren : een stuk tekst in eigen woorden samenvatten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

APA-regels
Twee plekken waar je je bronnen noteert:
  1. In de tekst bij dat wat je hebt overgenomen (citaat of parafrase)
  2. In je bronnenlijst aan het eind van je schrijfproduct

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. APA-regels in de tekst
Volgens de APA-richtlijnen moet je de achternaam van de auteurs en het jaar van publicatie noteren.

Dit kan op meerdere manieren worden gedaan.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar zitten de verschillen?
Uit een eerder onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen, 2014).
  
Swaen (2014) schrijft dat er veel behoefte is…

In 2014 beschreef Swaen dat er steeds meer behoefte is…

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je een bron met 2 auteurs in de tekst noteren, denk je?
A
Uit een eerder onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen en McKeown, 2014).
B
Uit een eerder onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen & McKeown, 2014).
C
Swaen & McKeown (2014) schrijven dat er veel behoefte is…
D
Swaen en McKeown (2014) schrijven dat er veel behoefte is…

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als de auteur niet bij de bron genoteerd staat?
A
Dan gebruik je de naam van de organisatie.
B
Dan schrijf je in plaats van de naam 'z.a.' wat staat voor 'Zonder auteur'.
C
Dan vul je geen naam, maar alleen een jaartal in.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. APA-regels bronnenlijst
Per document kunnen de regels verschillen. Jullie maken veel gebruik van:
  • internetbron
  • tijdschrift
  • boek

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar, gelukkig, beginnen alle bronnen hetzelfde:
APA-format:
  
AchternaamAuteur1, InitialenAuteur1, & AchternaamAuteur2, InitialenAuteur2. (PublicatieJaar). Titel.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werk het begin van je bron uit met de volgende gegevens:
Auteur: Kate Cain
Titel: Reading development and difficulties
Jaar van uitgave: 2013
Uitgever: BPS Blackwell (Cornwall, Engeland)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Auteur: Kate Cain
Titel: Reading development and difficulties
Jaar van uitgave: 2013
Uitgever: BPS Blackwell (Cornwall, Engeland)

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bronvermelding boeken en artikelen
Basisregel bronvermelding van een boek:
Achternaam auteur, voorletter(s) (Jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever: Uitgever.
Voorbeeld:
Speet, B. (2008). De tijd van steden en staten: 1000 – 1500. Zwolle: Waanders.

Basisregel bronvermelding van een artikel uit krant of tijdschrift:

Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam van tijdschrift of krant, evt. paginanummer(s).
Voorbeeld:
Adolf, S. (1 maart 2008). Nederlandse design fleurt Madrid op. NRC Handelsblad, p. 9.



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noteer je de bron?
Stel je voor, je hebt voor een verslag het volgende artikel gebruikt:

Laptop in de klas uit het tijdschrift Vives van 12 februari 2012, nr. 122. Het artikel is geschreven door Arjan van Bijnen en staat op bladzijde 16 en 17.

Noteer deze bron op zoals je hem in je bronvermelding zou zetten. Vul dit in op de volgende dia.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de bron uit de vorige dia zoals je deze in een bronvermelding zou zetten.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bronvermelding websites
Basisregel bronvermelding van een internetsite:
Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar.  adres website

Voorbeelden:
Weijer, K. (2000). Geschiedenis van het gebruik van de Schiphol-Oostbaan. Geraadpleegd op 16 april 2010. http://www.vliegoverlast.nl/archief/GeschiedenisGebruikSchipholOostbaan071200.html ?

Zwaartekracht (2010). Geraadpleegd op 16 april 2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Zwaartekracht

Slide 37 - Tekstslide

  • Soms is het moeilijk om van internetsites de auteur te vinden; kijk op een site bijvoorbeeld bij 'Colofon' of 'Over ons'. Vind je echt niets, vermeld dan de verantwoordelijke organisatie.
  • Neem niet de homepage, maar de 'deeplink' van de sites, die ‘pagina’ waar jij de informatie vandaan hebt gehaald.




Hoe noteer je de bron?
Stel je voor, je hebt voor een verslag gebruik gemaakt van de volgende webpagina:

https://www.ouders.nl/artikelen/geen-sociale-media-onder-de-16

Noteer deze bron zoals je hem in je bronvermelding zou zetten. Gebruik de datum van vandaag als de datum waarop je de bron hebt bekeken.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de bron uit de vorige dia zoals je deze in een bronvermelding zou zetten.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
  • Als je gebruik maakt van informatiebronnen, zoals een website, is het belangrijk dat je kijkt of de informatie klopt.
  • Bij het zoeken naar informatie op het internet zijn de eerste zoekresultaten niet per se de beste bronnen.
  • Bij ieder verslag maak je een bronvermelding: een lijst waarop alle websites, boeken, artikelen en dergelijke staan die je hebt gebruikt om informatie te verzamelen. Voor het opstellen van bronvermeldingen gelden vaste regels. (APA)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vertel in 5 woorden wat je hebt geleerd

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog vragen of is er iets anders waar ik je nog mee kan helpen?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies