Naamvallen 1

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Hoe veel naamvallen zijn er in het Duits?

1. 3
2. 6
3. Geen
4. 4

Wat doen naamvallen precies?

1. Ze maken de Duitse taal ingewikkeld.
2. Ze helpen om in het Duits goede zinnen te schrijven.
3. Ze zijn interessant om over op te scheppen.
4. Als je ze uit je hoofd kent, maak je bijna geen fouten (meer).

de lidwoorden van de vrouwelijke naamvallen zijn:

1. die - der - die
2. der - dem - den
3. das - dem - das
4. die - den (n) - die

Translate: That tall man is not my father

1. Die hoge man is niet mijn vader
2. Die telle man is niet mijn vader
3. Die lange man is niet mijn vader
4. Die vele mannen zijn niet mijn vader

1e naamval=
3e naamval=
4e naamval=

1. onderwerp, meewerkend vw, lijdend vw
2. onderwerp, lijdend vw, meewerkend vw
3. persoonsvorm, lijdend vw, meewerkend vw
4. persoonsvorm, meewerkend vw, onderwerp

Om welke naamval gaat het bij de 4e naamval?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Om welke naamval gaat het bij de 4e naamval?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Om welke naamval gaat het bij de 4e naamval?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Om welke naamval gaat het bij de 4e naamval?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Om welke naamval gaat het bij de 4e naamval?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Om welke naamval gaat het bij de 4e naamval?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

1e naamval = der Hund
4e naamval = ....

1. der Hund
2. das Hund
3. die Hund
4. den Hund

1e naamval = der Hund
4e naamval = ....

1. der Hund
2. das Hund
3. die Hund
4. den Hund

Lidwoorden veranderen ook als de naamval verandert. Bij de 4e naamval:

1. der --> den
2. das --> des
3. die --> der
4. alle drie goed

Een naamval is een

1. werkwoord
2. vervoeging
3. vorm
4. voorzetsel

Lidwoorden veranderen ook als de naamval verandert. Bij de 3e naamval:

1. der --> den
2. das --> des
3. die --> der
4. alle drie goed

naamvallen: wat doe je eerst?

1. onderwerp zoeken
2. voorzetsels zoeken
3. lijdend voorwerp zoeken
4. persoonlijkvnw zoeken

Vrouwelijke naamvallen:
1,3,4

1. die, die, der
2. die, der, das
3. die, der, die
4. die, der, dem

Onzijdige naamvallen:
1,3,4

1. das, die, das
2. das, dem, das
3. das, das, dem
4. das, das, das

Mannelijke naamvallen
1,3,4

1. der, dem, dem
2. der, den, den
3. der, den, dem
4. der, dem, den

Wie = wer in de 1e naamval
wem in de derde naamval
Wen in de vierde naamval
.... sucht er?

1. wer
2. wen