In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Van klein naar groot
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen/criteria week 38
4.2.5. Ontwikkeling mens
Je noemt de levensfasen van de mens en geeft kenmerken.
Je legt uit hoe hormonen werken.
Je legt de hormonale veranderingen in de puberteit uit.
4.2.2. Voortplanting mens
Je benoemt de onderdelen en hun functies van de voortplantingsorganen van de man.
Je benoemt de onderdelen en hun functies van de voortplantingsorganen van de vrouw.
Je legt uit wat er tijdens de menstruatiecyclus van een vrouw gebeurt.
Slide 2 - Tekstslide
Deze week doen:
Deze lesson up les (zodat ik kan zien dat je het hebt gedaan)
In de portal: Week 38 werkpad ook de opdrachten doen!
Lees de missie alvast door.
Slide 3 - Tekstslide
Levensfasen
In elke levensfase vindt er ontwikkeling plaats
- lichamelijk
- geestelijk
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Welke omschrijving past bij welke levensfase? Sleep de omschrijving naar de juiste levensfase
Baby.
Peuter
Kleuter
Schoolkind
Puber
Adolescent
Volwassene
Bejaarde
Leert lezen en schrijven.
Spierkracht neemt af.
Leert zitten en kruipen
Leert naar de wc gaan en fietsen
Leert zelfbewust denken.
Leren zelfstandig zijn
Leren kinderen opvoeden
Leren praten en traplopen
Slide 6 - Sleepvraag
lichamelijke ontwikkeling
geestelijke ontwikkeling
kruipen
gezichten herkennen
bouwen met blokken
leren wat niet mag
lezen
wiskunde
seksuele gevoelens
groeispurt
zelfstandig worden
vergeetachtig worden
rimpels
Slide 7 - Sleepvraag
0
Slide 8 - Video
Hoe werken hormonen?
Slide 9 - Tekstslide
Wat zijn hormonen?
Hormonen zijn regelstoffen
Hormoonklieren maken deze stoffen
Bij signaal (van zenuwcel of ander hormoon) geven de cellen stoffen af aan het bloed
Slide 10 - Tekstslide
Hoe werken hormonen?
Je hersenen regelen alle werkingen van je organen.
dit doen ze door 2 dingen:
met het zenuwstelsel (zintuigen-->impulsen)
met hormonen: regelstoffen die gemaakt worden in de hormoonklieren: 1 hypofyse - 2 schildklier - 3 bijnier - 4 eilandjes van Langerhans - 5 eierstokken - 6 zaadballen
Slide 11 - Tekstslide
Hormoonklier
Maakt hormonen en geeft deze af aan het bloed.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de functie van hormonen?
A
hormonen regelen de werking van organen die er gevoelig voor zijn
B
hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
C
hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels
Slide 13 - Quizvraag
Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren
Slide 14 - Quizvraag
sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
testikels
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren
Slide 15 - Sleepvraag
Wat gebeurt er tijdens de pubertijd?
Slide 16 - Tekstslide
Bijna Groot
Je benoemt de onderdelen en hun functies van de voortplantingsorganen van de man.
Je benoemt de onderdelen en hun functies van de voortplantingsorganen van de vrouw.
Je legt uit wat er tijdens de menstruatiecyclus van een vrouw gebeurt.
Slide 17 - Tekstslide
Hoe werken de voortplantingsorganen van de man
Maak voor jezelf een begrippenlijst!
Slide 18 - Tekstslide
Een zaadcel bestaat uit een kop met een celkern en een zweepstaart om zich voort te bewegen
In de balzak zitten de teelballen (maken zaadcellen) en de bijballen (tijdelijke opslag zaadcellen).
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Een zaadcel is nog geen sperma!
Sperma bestaat voor maar een klein deel uit zaadcellen: 1-3%.
Verreweg het meeste is vocht (van zaadblaasjes én prostaat), dat helpt om de zaadcellen naar buiten te krijgen. Daarbij zijn de volgende organen betrokken:
De rijpe zaadcellen gaan via twee zaadleiders uit de balzak en het lichaam in. De zaadleiders maken een lus over de blaas heen en komen uit in de zaadblaasjes. De zaadblaasjes voegen vocht bij de zaadcellen zodat ze lekker kunnen zwemmen. De zaadblaasjes monden via een kanaaltje uit in de urinebuis. Op die plek ligt de prostaat. De prostaat voegt nog meer vocht toe aan het sperma. Ook kan de prostaat samenknijpen. Door het samenknijpen van de prostaat stroomt het sperma door de urinebuis naar buiten bij de zaadlozing.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Waar liggen de voortplantingsorganen bij een man?
A
in de balzak
B
bij de nieren
C
vlakbij de urinebuis
Slide 23 - Quizvraag
Voortplantingsorganen van een man, wat doet de zaadleider?
A
Slaat zaadcellen op
B
Vervoert de zaadcellen
C
Ontstaan zaadcellen
D
Voegen zaadvocht toe
Slide 24 - Quizvraag
De afbeelding toont een schematische doorsnede van een deel van de voortplantingsorganen van een man
Welke stoffen worden er afgevoerd in de richting van de pijl?
Voortplantingsorganen van een man
A
alleen hormonen
B
alleen sperma
C
alleen urine
D
urine en sperma
Slide 25 - Quizvraag
Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de zaadblaasjes
Slide 26 - Quizvraag
Een balzak is een huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. De temperatuur is ....................dan in de buikholte. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van spermacellen.
A
hoger
B
lager
C
zelfde
Slide 27 - Quizvraag
Primair geslachtskenmerk bij een jongen is:
A
balzak en penis
B
borsthaar en baardgroei
C
schaamlippen en vagina
D
gespierde lichaamsbouw
Slide 28 - Quizvraag
Welke geslachtsorgaan past bij welke functie?
Sleep de functie naar het juiste geslachtsorgaan.
urinebuis
zwellichaam
prostaat
balzak
zaadleider
zaadblaasje
bijballen
teelballen
Vervoeren van zaadcellen.
Vocht toevoegen aan zaadcellen, waardoor deze beter gaan bewegen.
Huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen.
Tijdelijk opslaan van zaadcellen.
Vocht met voedingsstoffen toevoegen aan zaadcellen.
De penis in erectie brengen.
Produceren zaadcellen en het hormoon testosteron
Vervoeren van urine en sperma.
Slide 29 - Sleepvraag
Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het mannelijke geslachtsorgaan?
zaadbal
bijbal
prostaat
zaadblaasje
penis
zaadleider
1
2
3
4
5
6
7
Slide 30 - Sleepvraag
Slide 31 - Tekstslide
What is this?
Slide 32 - Tekstslide
It's a clitoris!
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Bouw van het vrouwelijk voortplantingsstelsel (zijkant)
Slide 35 - Tekstslide
Bouw van het vrouwelijk voortplantingsstelsel (voorkant)
Slide 36 - Tekstslide
Ovulatie
Slide 37 - Tekstslide
In de eierstok en baarmoeder
Slide 38 - Tekstslide
Geen bevruchte eicel:
- geel lichaam verdwijnt
- menstruatie treedt op
Wel bevruchte eicel:
- geel lichaam blijft bestaan
- baarmoederslijmvlies blijft intact
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 41 - Quizvraag
Wat bepaalt het begin van de menstruatiecyclus?
A
Bloedverlies uit vagina
B
De eisprong.
C
Dikker worden baarmoederslijmvlies
D
Er is geen beginpunt.
Slide 42 - Quizvraag
Een menstruatiecyclus duurt.....
A
21 dagen
B
3 tot 5 dagen
C
28 dagen
D
7 dagen
Slide 43 - Quizvraag
In de menstruatiecyclus is dag 1
A
De eisprong
B
Het begin van de menstruatie
C
Het eind van de menstruatie
Slide 44 - Quizvraag
Gevoelig voor prikkels.
Hier vindt de ontwikkeling van eicellen plaats.
Hier vindt de ontwikkeling van het ongeboren kind plaats.
Hier komt het sperma bij de geslachtsgemeenschap.
Vervoeren van eicellen.
Vormen slijm waardoor de toegang tot de vagina gladder wordt.
Elk orgaan van het vrouwelijke voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.
Kies bij elke taak het juiste orgaan.
eierstokken
binnenste schaamlippen
baarmoeder
clitoris
eileiders
vagina
Slide 45 - Sleepvraag
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel. Er staan acht organen aangegeven met een cijfer. Sleep de groene namen achter het juiste cijfer.