HKK / periode 1, week 2, les 1

Tekens bij woorden 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekens bij woorden 

Slide 1 - Tekstslide

| Vandaag 
1. NU Nederlands koppelen 
2. Vaktaalwoorden 
3. Tekens bij woorden
4. Aan de slag 
5. Afronden 

Slide 2 - Tekstslide

| NU Nederlands koppelen 
1. Ga naar SBIS
2. Digitale licenties (rechts) 
3. Klik 'Nu Nederlands' aan
4. School toevoegen > middelbaar beroepsonderwijs > 
5. Wageningen > Rijn IJssel Vakschool Wageningen Marijkeweg 5-20 > bewaar 
6. Koppel met de klas: VW-BBK-O-21-HKK-22A
7. Koppelcode: 88107

Slide 3 - Tekstslide

| Vaktaalwoorden 
Vaktaalwoorden: woorden en begrippen die te maken hebben met het vak van kok.

LA: betekenis, uitspraak en schrijfwijze van vaktaalwoorden.

25 vaktaalwoorden voor 'Aan de sla(g)' 

Slide 4 - Tekstslide


A
Wortel
B
Avocado
C
Prei
D
Dragon Fruit

Slide 5 - Quizvraag

Welk kruid zie je op het plaatje?

Slide 6 - Open vraag

Wat is 'Brunoise'?
A
Een koude soep gemaakt van tomaten.
B
Een ander woord voor hoofdgerecht.
C
Een soort bouillon.
D
Ingrediënten gesneden in kleine blokjes.

Slide 7 - Quizvraag

| De drie woorden
Avocado: vrucht van de avocadoboom. Zacht vruchtvlees met een nootachtige smaak. 

Basilicum: groen Provençaals kruid uit Italië. Het kruid past goed bij tomaat, knoflook en mozzarella. Ingrediënt van pesto. 

Brunoise: culinaire eetterm voor alles wat eetbaar in blokjes gesneden is. Vaak gebruikt als garnituur. 


Slide 8 - Tekstslide

Wat valt je op? 
Ja je leest het goed Gegrilde sla Weer eens iets anders en super lekker dat beloof ik je Wedden dat deze binnenkort bij jou op tafel staat


Slide 9 - Tekstslide

| Waarom zou je leestekens gebruiken? 

  • Om verwarring te voorkomen.
  • Hoe een tekst in je hoofd moet klinken
  • Intonatie van de tekst. 

Slide 10 - Tekstslide

| De punt 
  • Om een zin af te sluiten. 
  • Bij sommige afkortingen (Mag ik die toets z.s.m. maken?

Geen punt bij: 
  •  apk, gsm, tl 
  • Afkortingen van maten gewichten (3 gr en 10 dl) 

Slide 11 - Tekstslide

| Het vraagteken 
  • Na een vraag
Weet je het recept voor die lekkere salade uit je hoofd? 

MAAR: 
Ik vraag me af of iedereen een brief heeft gekregen. 

Slide 12 - Tekstslide

| Het uitroepteken 
  • Na een bevel
Hou daar onmiddellijk mee op! 

  • Na een uitroep
Goed gewerkt allemaal! 

Slide 13 - Tekstslide

| De komma 
  • In een opsomming
Je hebt een basilicum, tomaat en mozzarella nodig. 
  • Tussen twee persoonsvormen 
Als ik dat wist, zou ik het wel zeggen. 
  • Voor voegwoorden (omdat, maar, nadat, want, voordat) 
Voeg het zout toe, nadat je het ei uit de pan hebt gehaald. 
  • Voor/na tussenwerpsels of aansprekingen
Meneer, kunt u mij helpen? / Helaas, de volgende keer beter.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom staat er een komma?
"Het werk is zwaar, maar heel leuk."
A
Opsomming in de zin
B
Er staat een aanspreking in de zin
C
Twee persoonsvormen naast elkaar
D
Er staat een voegwoord in de zin

Slide 15 - Quizvraag

Waarom staat er een komma?
"Ach, misschien moet er wel een snufje peper bij."
A
Opsomming in de zin
B
Er staat een tussenwerpsel in de zin
C
Twee persoonsvormen naast elkaar
D
Er staat een voegwoord in de zin

Slide 16 - Quizvraag

Kan ik aub het geld van mijn treinkaartje terugkrijgen door de vertraging

Slide 17 - Open vraag

| Zelfstandig werken + huiswerk
Wat: Maak opdracht 1 en 3
Hoe: online of in je boek 
Uitkomst: huiswerkopdrachten
Klaar: kijk alvast naar blz. 294
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

| Afronden
Leestekens: punt, komma, uitroepteken, vraagteken 
Vaktaalwoorden: avocado, basilicum, brunoise 

Huiswerk: opdracht 1 en 3 

Volgende les... 
Leestekens deel B en LEH 'Aan de sla(g)' 

Slide 19 - Tekstslide