Rekenen Financiële zelfredzaamheid 18+ en dan?

Rekenen Financiële zelfredzaamheid 18+ en dan?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Rekenen Financiële zelfredzaamheid 18+ en dan?

Slide 1 - Tekstslide

Wat denk je te moeten regelen
wanneer je 18 wordt?

Slide 2 - Woordweb

Wat gaat er veranderen na je verjaardag 18
  • DigiD aanvragen (zodat je bij alle overheidsdiensten kan)
  • een eigen bank- en spaarrekening hebben
  • een eigen zorgverzekering regelen
  • zorgtoeslag aanvragen (met je DigiD)
  • aansprakelijkheidsverzekering regelen
    en ga je op jezelf wonen?
  • inboedelverzekering regelen

Slide 3 - Tekstslide

Wat zelf te regelen als je 18 wordt..
  • Studiefinanciering aanvragen
  • Aangifte inkomsten belasting
  • Minder loonheffing vragen werkgever
  • Keuze orgaan donatie
  • Inschrijven sociale huurwoning
  • Uitvaartverzekering afsluiten
  • Abbonnementen + contracten

Slide 4 - Tekstslide

Wat zelf te regelen als je 18 wordt..
  • Stemmen
  • Einde van de kwalificatieplicht
  • Lesgeld betalen
  • Werktijden
  • Autorijden
  • Motorrijtuigenbelasting
  • Kinderbijslag, kinderalimentatie, kindgebonden budget stopt

Slide 5 - Tekstslide

Zorgverzekering aanvragen:
Vanaf de 1e maand nadat je 18 jaar bent, moet je een eigen basisverzekering voor zorgkosten hebben. Je moet die zelf afsluiten. Dit kan bij uw zorgverzekeraar. Maar je kunt ook voor een andere verzekeraar kiezen. Je kan ook een aanvullende verzekering afsluiten, maar dat is niet verplicht.

Neem voor meer informatie over de zorgverzekering contact op met de Zorgverzekeringslijn.

Slide 6 - Tekstslide

Levenssituatie keuzes
  • studeren of gelijk gaan werken? (studielening)
  •  samenwonen; kopen of huren? (hypotheek)

Slide 7 - Tekstslide

wat vind jij het meest belangrijke in jouw toekomstige beroep?
A
hoogte van het salaris
B
het samenwerken met doelgroep (kinderen/ patiënten/ collega's)
C
de status/ het aanzien
D
nuttig zijn voor de samenleving

Slide 8 - Quizvraag

Verzekeren
Om grote financiële risico's op te vangen VERZEKEREN mensen zich. 

Het idee: elke maand betaal je een x bedrag aan premie, en ALS er dan wat gebeurt, krijg je de geleden schade uitbetaald. 

Deels zijn verzekeringen verplicht (= collectieve verzekeringen)
 deels mag je het zelf bepalen (= particuliere verzekeringen)

Slide 9 - Tekstslide

welke soort verzekeringen ken je al?

Slide 10 - Woordweb

Particuliere verzekeringen
sluit je zelf af bij een bank of verzekeraar

betaal je maandelijks premie voor 

zijn vrijwillig+ dekken persoonlijke risico's 
van voornamelijk bezit 


bijvoorbeeld: inboedelverzekering, fietsverzekering, reisverzekering, overlijdensrisicoverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering, autoverzekering, uitvaartverzekering, enz enz

Slide 11 - Tekstslide

Collectieve verzekeringen
worden geregeld door de overheid

betaal je meestal via je inkomstenbelasting

zijn verplicht; iedereen doet mee+ dekken risico's van verschillende levensgebeurtenissen

Bijvoorbeeld: volksverzekeringen als AOW, Wlz, Wajong, kinderbijslag, basis zorgverzekering, bijstand, en werknemersverzekeringen zoals de werkloosheidswet, ziektewet, WIA (arbeidsongeschiktheid),

Slide 12 - Tekstslide

Zorgverzekering
In Nederland is de BASIS zorgverzekering verplicht; iedereen moet zich verzekeren+ de verzekeraars moeten je accepteren als klant (jong of oud, gezond of ziek)

De AANVULLENDE zorgverzekering is particulier (vrijwillig dus);
bijv. je tandartsverzekering, extra fysiobehandelingen, etc.

Slide 13 - Tekstslide

Goede en slechte risico's 
Goede risico's zijn verzekerde klanten die weinig risico lopen op schade: ze betalen meer premie dan dat ze 'claimen' (laten uitkeren vanwege geleden schade)

Slechte risico's lopen veel risico op schade; ze ontvangen meer geld van de verzekeraar voor hun schade dan dat ze aan premie betalen; dure klanten dus

Slide 14 - Tekstslide

Voordeel huren
– niet lenen(geen risico), maar gewoon vaste maandelijkse lasten.
– geen zorgen over onderhoud, dat is een taak voor de verhuurder.
– vrijheid, opzeggen en wegwezen.
– huurstijging van de huur is beperkt.
– mogelijkheid van huursubsidie.
– wettelijke huurbescherming.
– steeds meer keuze in huurvormen.

Slide 15 - Tekstslide

Nadeel huren
– moderniseren van de woning loont niet. Vaak moet de woning bij vertrek weer in de oorspronkelijke staat opgeleverd worden.

– weinig keuze en mogelijk lange wachttijden.

– huur wordt in de toekomst misschien afhankelijk gemaakt van het inkomen (heeft betrekking op de sociale woningbouw).

Slide 16 - Tekstslide

Voordeel kopen
– met een eigen huis doe je wat je wil, jij bent de baas.

– mogelijke waardestijging. Crisis of niet, een huis is een belegging voor de lange termijn.

– meer keuze, geen wachtlijsten voor een goede woning.

– je profiteert van de hypotheekrenteaftrek. en de nationale hypotheekgarantie.

Slide 17 - Tekstslide

Nadeel kopen
– het kopen van een huis kost veel geld, zoals overdrachtsbelasting.

– mogelijkheid van waardedaling. Als de markt tegenzit, kan het verkopen van een huis lang duren.

– het onderhoud is voor jou.

– woonlasten kunnen variëren door wijziging rente en onzekerheid over hypotheekrenteaftrek.

Slide 18 - Tekstslide

Erven 
Een erfenis betreft alle schulden en bezittingen die een overledene achterlaat. 

Geen testament? Dan bepaalt het erfrecht welke nabestaanden welk deel krijgt.

Als de overlevende partner nog in het huis mag blijven wonen, noemen we dat vruchtgebruik. De andere erfgenamen krijgen de erfenis pas na het overlijden van de overlevende partner. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide