3. Berekeningen opschrijven

3. Berekening opschrijven
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3. Berekening opschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Vorige les
  • Natuurkunde-reken-methode
  • Tijd voor huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 1:
Janneke wil een laminaat gaan leggen in haar woonkamer. Ze wil weten hoeveel laminaat ze moet kopen. 
Haar woonkamer heeft een lengte van 7,2 meter en een breedte van 5,5 meter.

Wat is de oppervlakte van haar woonkamer?

Slide 4 - Tekstslide

Natuurkunde-reken-methode
Bij de berekeningen van natuurkunde gebruiken we deze methode.

Deze bestaat uit 4 vaste stappen →

Waarom gebruiken we deze methode?
- Voorkomt fouten
- Helpt je zelfs al snap je de som niet
- Je krijgt er punten voor op de toets

- Welke grootheid wordt er gevraagd?
- Wat is het symbool hiervan?
- Wat is/zijn de formule(s) hiervan?


- Welke gegevens staan er in de vraag?
- Schrijf de getallen met de symbolen van de bijhorende grootheid en eenheid



- Vul de formule(s) van stap 1 in
- Gebruik je rekenmachine om een antwoord te krijgen




- Schrijf je antwoord van stap 3 op MET de symbolen van grootheid en eenheid

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 1:
Janneke wil een laminaat gaan leggen in haar woonkamer. Ze wil weten hoeveel laminaat ze moet kopen. 
Haar woonkamer heeft een lengte van 7,2 meter en een breedte van 5,5 meter.

Wat is de oppervlakte van haar woonkamer?
A = l x b


l = 7,2 m
b = 5,5 m

A = l x b
A = 7,2 x 5,5


A = 39,6 m2

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2:
Lisa heeft een blokje goud. Ze weet dat de dichtheid 19,3 g/cm3 is (ρ = 19,3 g/cm3). De massa is 37 gram.

Je weet:


Wat is het volume van dit blokje?
ρ=Vm

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2:
Lisa heeft een blokje goud. Ze weet dat de dichtheid 19,3 g/cm3 is (ρ = 19,3 g/cm3). De massa is 37 gram. 

Je weet: 

Wat is het volume van dit blokje?



ρ = 19,3 g/cm3
m = 37 g





V = 1,9 cm3
ρ=Vm
V=ρm
V=19,337=1,9

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 3:
Formule : R = U x I
Bram weet het volgende
U = 15 V
I = 3 A

Wat is de weerstand?

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 3:
Formule : R = U x I
Bram weet dat de spanning 12 volt en de stroomsterkte 2 ampère is.

Wat is de weerstand?

R = U x I


U = 12 V
I = 2 A


R = 12 x 2 = 24



R = 24 Ω
Er wordt om weerstand gevraagd. Wanneer je in het schema (links) kijkt zie je dat het symbool van weerstand R is.
Je zoekt in het schema (links) de eenheid van weerstand. Dit is de griekse letter Ω

Slide 10 - Tekstslide

Samenvattend filmpje
Samenvattend - Natuurkunde-bereken-methode
Wanneer we bij natuurkunde een rekenvraag moeten oplossen is het slim om deze methode te gebruiken.
Je gebruikt hierbij 4 vaste stappen. Zie hieronder een uitleg: 




                   bekijk ook de voorbeelden in deze les
               

Slide 11 - Tekstslide

Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben

Slide 12 - Tekstslide

Bekijk de vraag links. Welke grootheid wordt gevraagd?
A
stopcontact
B
spanning
C
stroomsterkte
D
vermogen

Slide 13 - Quizvraag

Bekijk de vraag links. Welke grootheid wordt gevraagd?
A
W
B
P
C
p
D
V

Slide 14 - Quizvraag

In welke eenheid komt jouw antwoord te staan?
A
W
B
P
C
p
D
V

Slide 15 - Quizvraag

Welke gegevens kun je uit de vraag halen?
A
Spanning = 230 Volt Spanning = 0,08 Ampère
B
Spanning = 230 Volt Stroomsterkte = 0,08 Ampère
C
Stroomsterkte = 230 Volt Spanning = 0,08 Ampère
D
Spanning = 230 Volt Spanning = 0,08 Ampère

Slide 16 - Quizvraag

Welke gegevens kun je uit de vraag halen?
A
S = 230 V S = 0,08 A
B
I = 230 A U = 0,08 V
C
U = 230 V I = 0,08 A
D
S = 230 A S = 0,08 V

Slide 17 - Quizvraag

De formule die je in deze vraag moet gebruiken is
P = U x I.
Wat is juist?
A
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 18,4 W
B
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 2875 W
C
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 18,4 VA
D
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 2875 VA

Slide 18 - Quizvraag

Een doos heeft:
- een hoogte van 30 cm, 
- een lengte van 50 cm en
- een breedte van 10 cm. Wat is het volume van de doos?
V = l x b x h
Maak de berekening af. Schrijf het in je schrift en lever een foto in

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 7.
Maak de berekening van de vorige dia af in je schrift. Lever een foto in.

Slide 20 - Open vraag

Een voetbalveld heeft een oppervlakte van 8030 m2. De lengte van het voetbalveld is 110 meter.

Wat is de breedte van het veld?
Maak de berekening af. Schrijf het in je schrift en lever een foto in

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 8.
Maak de berekening van de vorige dia af in je schrift. Lever een foto in.

Slide 22 - Open vraag

Antwoorden
Vraag 7                                       Vraag 8
formule
V = l x b x h

gegevens
h = 30 cm
l = 50 cm
b = 10 cm

berekening
V = 50 x 10 x 30 = 15000

resultaat
V = 15000 cm3


* als je eindantwoord 0,015 m3 is, is dit ook goed

formule


* je weet oppervlakte = lengte x breedte.
Dit betekent breedte = oppervlakte ÷ lengte

gegevens
A = 8030 m3
l = 110 m


berekening


resultaat
b = 73 m



b=lA
b=1108030=73

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 1:
Janneke wil een laminaat gaan leggen in haar woonkamer. Ze wil weten hoeveel laminaat ze moet kopen. 
Haar woonkamer heeft een lengte van 7,2 meter en een breedte van 5,5 meter.

Wat is de oppervlakte van haar woonkamer?
V = l x b x h


h = 30 cm
l = 50 cm
b = 10 cm

A = l x b
A = 7,2 x 5,5


A = 39,6 m2

Slide 24 - Tekstslide