Bezittelijk naamwoord klas 2BF/G

Freitag, den 08. März
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Freitag, den 08. März

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal " het ijs " in het Duits.

Slide 2 - Open vraag

Vertaal " de aardappelen " in het Duits

Slide 3 - Open vraag

Vertaal " het mes " in het Duits

Slide 4 - Open vraag

Vertaal " dank u wel " in het Duits

Slide 5 - Open vraag

Vertaal " de menukaart " in het Duits

Slide 6 - Open vraag

Vertaal " het fruit " in het Duits

Slide 7 - Open vraag

Vertaal " alstublieft " in het Duits

Slide 8 - Open vraag

Vertaal " de soep " in het Duits

Slide 9 - Open vraag

Vertaal " warm " in het Duits

Slide 10 - Open vraag

Vertaal " de patat, friet" in het Duits

Slide 11 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord 
Doel:
- Ik weet wat een bezittelijk voornaamwoord is.
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits benoemen    
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits toepassen

Slide 12 - Tekstslide

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
geeft de naamval aan
B
geeft aan van wie iets is.
C
zelfde als een zelfstandig naamwoord.
D
geeft aan hoe laat het is

Slide 14 - Quizvraag

1

Slide 15 - Video

Let op: bij die-woorden en meervoud krijg je een extra -e

Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 17 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 18 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: ons
A
sein(e)
B
unser(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 19 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
sein(e)
B
euer(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 21 - Open vraag

Welke Duitse bezittelijk voornaamwoorden ken je?

Slide 22 - Woordweb

Bezittelijk voornaamwoord

In de volgende dia's ga je lezen/leren over het 
Duits bezittelijk voornaamwoord.
Lees en bestudeer het goed, want je gaat 
er daarna mee oefenen. Je moet daarvoor ook de geslachtsregels kennen zoals we die in de les 
hebben besproken.

Slide 23 - Tekstslide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Tekstslide

Was gehört zusammen?
mijn
jouw
zijn
haar
onze
jullie
hun
uw
mein, meine
dein, deine
sein, seine
ihr, ihre
unser, unsere
euer, eure
ihr, ihre
Ihr, Ihre

Slide 26 - Sleepvraag

(mijn) Haus
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine

Slide 27 - Quizvraag

(haar) Schwester
A
sein
B
seine
C
ihr
D
ihre

Slide 28 - Quizvraag

(onze) Cousine
A
unser
B
unsere
C
euer
D
eure

Slide 29 - Quizvraag

(uw) Ärztin
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 30 - Quizvraag

(jouw) Katze
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine

Slide 31 - Quizvraag

Fisch
A
der/ ein
B
die/ eine
C
das / ein
D
die / keine

Slide 32 - Quizvraag

Kaffee
A
der / ein
B
die / eine
C
das / ein
D
die / keine

Slide 33 - Quizvraag

Gläser
A
der / ein
B
die / eine
C
das / ein
D
die / keine

Slide 34 - Quizvraag

Messer
A
der / ein
B
die / eine
C
das / ein
D
die / keine

Slide 35 - Quizvraag

Flaschen
A
der / ein
B
die / eine
C
das / ein
D
die / keine

Slide 36 - Quizvraag

Was nun?


Mache Aufgaben 21, 22 und 23 auf Seiten 152 und 153.

Slide 37 - Tekstslide