H3 - week 10 - Spelling ww H4 en H5

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 1 - Tekstslide

- Stillezen
- H4 woordenschat theorie kort herhalen
- H4 en H5 - spelling werkwoorden 


Doel:
- Je benoemt wat de stijlfiguren uit H3 en H4 zijn
- Je kunt ze herkennen in zinnen
- Je kunt moeilijke werkwoorden op de juiste manier schrijven (-d's en -t's etc.)
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Theorie
Pleonasme: je voegt een eigenschap van iets toe in een uiting, terwijl dat niet nodig is of al vanzelf spreekt. 
De woorden die gebruikt worden, behoren niet tot dezelfde woordsoort.

Tautologie: je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar. Hier worden wel vaak dezelfde woordsoorten gebruikt.


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een -d, -t, -dt, -tt- of -dd- ?

Belangrijk:
- welke vorm van het werkwoord is het? (persoonsvorn, vd, od, inf)
- hele zin in tegenwoordige of verleden tijd?
- Is het meervoud, enkelvoud, ben je het zelf of is het iemand anders?
- wat is de stam van het werkwoord?
Werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

Wat is juist geschreven?
A
verdeeld
B
verdeelt

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

een onvoltooid deelwoord

A
is de infinitief met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 8 - Quizvraag

(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend

Slide 9 - Quizvraag

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD

Slide 10 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 11 - Quizvraag

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
pvtt
B
vd
C
pvvt
D
bn

Slide 12 - Quizvraag

De slapende kater was gemakkelijk te fotograferen.

A
OD als BN
B
VD als BN

Slide 13 - Quizvraag

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande

Slide 14 - Quizvraag

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag:
Wat:
Maken: 
- Spelling werkwoorden H4 (opdracht 8 t/m 11)
- Spelling werkwoorden H5 (opdracht 7 t/m 11)

Leren:  Schema werkwoordspelling

Let op:
Let in elke zin op welke vorm van het werkwoord je nodig hebt. 

Wanneer:
Deze week

Slide 16 - Tekstslide