Een ondernemer start een kano bedrijf. Hij produceert en verkoopt authentieke houten kano's.
Je krijgt 2 minuten de tijd om 5 dingen te noteren die hij nodig heeft (mag een product zijn, maar hoeft niet).
timer
2:00
OPDRACHT
Slide 2 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat er nodig is om te produceren.
uitleggen welke soorten productie er zijn
uitleggen wat formele productie / betaalde productie en informele productie / onbetaalde productie is.
uitleggen wat productiefactoren zijn en de productiefactoren kunnen noemen en uitleggen.
uitleggen wat kapitaalgoederen en investeren betekenen.
Wat gaan we leren?
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn twee soorten van produceren, waarvan één onbetaalde productie / informele productie is.
Onbetaalde productie / informele productie
Dat is iets doen of maken zonder betaald te worden.
Voorbeelden: eten koken, de was doen en je fiets repareren.
Onbetaalde productie / Informele productie
Slide 4 - Tekstslide
Er zijn twee soorten van produceren, waarvan één betaalde productie is.
Betaalde productie / Formele productie: Dat is iets wat bedrijven of de overheid doen of maken tegen betaling.
Voorbeelden: Eten in een restaurant, een pizza bestellen, naar de kapper gaan etc.
Betaalde productie / Formele productie
Slide 5 - Tekstslide
Productiefactoren = alles wat je nodig hebt om te produceren (mis je iets, dan kan je niet produceren)
Kapitaal = Hulpmiddelen bij de productie in bedrijven (Kapitaalgoederen).
Arbeid = Het werken van mensen.
Natuur = Alles wat niet door mensen is gemaakt, zoals zonlicht, regenwater, grondstoffen uit de bodem.
Productiefactoren
Slide 6 - Tekstslide
Kapitaalgoederen zijn hulpmiddelen die je nodig hebt om te kunnen produceren.
Bijvoorbeeld: Machines, gebouw, robots, voertuigen, voorraad grondstoffen, voorraad eindproducten etc.
Kapitaalgoederen
Slide 7 - Tekstslide
Kapitaalintensief = Bedrijf gebruikt meer machines (kapitaalgoederen)
Arbeidsintensief = bedrijf gebruikt meer mensen (arbeid)
Kapitaalintensief en arbeidsintensief *
Slide 8 - Tekstslide
VRAGEN?
Slide 9 - Tekstslide
OPDRACHTEN
Maak de opgaven 1 t/m 14 op bladzijde 86 en 87 van werkboek 3B!
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 15 t/m 27 op bladzijde 87 en 88.
Klaar? Dan kun je nakijken en heb je geen huiswerk.
timer
10:00
Rood = Zelfstandig en stil werken.
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten
Slide 10 - Tekstslide
Gatentekst
1) _______ is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn 2) _______ nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). 3) _______ zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. 4) _______ is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. 5) _______ zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. 6) _______zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. 7) _______betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie 8) _______.
Vul in in de tekst!
Investeren
Natuur
Kapitaalintensief
Kapitaal
Betaald produceren
Kapitaalgoederen
Arbeid
Productiefactoren
Slide 11 - Tekstslide
Gatentekst
BETAALD PRODUCEREN is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn PRODUCTIEFACTOREN nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). KAPITAAL zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. ARBEID is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. NATUUR zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. KAPITAALGOEDEREN zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. INVESTEREN betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie KAPITAALINTENSIEF.
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maak de opgaven 1 t/m 27 van hoofdstuk 8.1 productie op bladzijde 86 t/m 88 van werkboek 3B!