Chapter 5: Shop till you drop (Describe objects+ Word order )

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
engelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

At the end of this lesson:

-You have enlarged your vocabulary.
-You have practice the word order in English.
-You can describe objects.
-You have practice for your test. 


Slide 2 - Tekstslide

Program
-Attendance
- Vocabulary quiz
- Workbook exercises : 27, 30, 
-Homework: 2 (blz 50)
- Lesson evaluation

Slide 3 - Tekstslide

Vocabulary

Slide 4 - Tekstslide

Translate the words into Dutch:
Perhaps

Slide 5 - Open vraag

Inspect

Slide 6 - Open vraag

Paper round

Slide 7 - Open vraag

I can't wear wool jumpers because they make me _______.
A
happy
B
itchy
C
rough
D
tiny

Slide 8 - Quizvraag

Do you want a _______ of cola or a bottle?
A
pound
B
kilo
C
can
D
cup

Slide 9 - Quizvraag

I am so ___________ that my exams are over!
A
relieved
B
sad
C
dissapointed
D
surprised

Slide 10 - Quizvraag

We don't have that phone _________, but we can order it for you.
A
in stock
B
technical
C
official
D
condition

Slide 11 - Quizvraag

The band's new album got a positive __________ from the music critic.
A
recommend
B
official
C
as well
D
review

Slide 12 - Quizvraag

What did we do
last lesson?

Slide 13 - Woordweb

Describe objects 
Word order 
Voorbeeld:
I have a fantastic, big , soft, square, cotton pillow

Slide 14 - Tekstslide

You lost your bag at the shopping maal you go to the reception to ask for help and they ask you a description os your bag. Write 3 sentences and give information such us: color, material, size etc.

Slide 15 - Open vraag

Voorbeeld
Keith    always      watches      television     in his room  at bedtime.
Wie    hoe vaak -       doet        -      wat           waar       -      wanneer.

Let op:  
doet =is / am / are dan komt "hoe vaak" komt na het doet

Slide 16 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde
A
Wie - doet - waar- hoe vaak - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat- hoe vaak
C
Wie - doet - wat - wanneer- hoe vaak - waar
D
Wie - hoe vaak -doet - wat - waar - wanneer

Slide 17 - Quizvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer
hoe vaak
I
go
to the gym
on Saturdays
usually

Slide 18 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer
hoe vaak
Tamara
studies
at the library
every evening
always
French

Slide 19 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer
hoe vaak
My parents
pay
every month
often
for my bills

Slide 20 - Sleepvraag

Opdracht 27 Blz 19
 



Opdracht 30 blz 21
Homework
blz 50 opdracht 2


Slide 21 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
Leerzaam
Duidelijk
Moeilijk
Makkelijk
Interessant
Onduidelijk

Slide 22 - Poll