30 aug
1 / 48
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Link
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Welke zin gebruik jij in ieder geval als je het grapje wilt uitleggen?
A
De bakker en de mevrouw hebben allebei rare, blonde haren
B
De bakker geeft een heel brood dat voor de helft gesneden is.
C
De mevrouw heeft een groene jurk met bloemetjes aan.
D
De bakker heeft een wit schort voor en kijkt wat onnozel uit zijn ogen.
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Link
Lees tekst 1. Het is de inleiding van een langere tekst.
Wat is het onderwerp van tekst 1?
Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Artsen zonder Grenzen
B
medische hulp
C
team van journalisten
Slide 10 - Quizvraag
Lees tekst 1. Het is de inleiding van een langere tekst.
Wat zal de schrijver in de rest van tekst 1 over het onderwerp gaan zeggen?
Wat zal de schrijver in de rest van tekst 1 over het onderwerp gaan zeggen?
A
Hij zal uitleggen wat het werk van Artsen zonder Grenzen inhoudt
B
Hij zal uitleggen welke gebieden in de wereld momenteel onveilig zijn
Slide 11 - Quizvraag
Lees tekst 1. Het is de inleiding van een langere tekst.
Selecteer de belangrijkste zin in tekst 1
Selecteer de belangrijkste zin in tekst 1
A
Hulporganisatie Artsen zonder Grenzen biedt wereldwijd medische hulp aan slachtoffers van oorlogen en natuurrampen.
B
De medewerkers van Artsen zonder Grenzen moeten hun werk vaak in onveilige gebieden uitvoeren
C
Om een goed beeld te krijgen van wat het werk van Artsen zonder Grenzen precies inhoudt, heeft een team van journalisten meerdere gebieden bezocht waar Artsen zonder Grenzen actief is
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Welk getal zet je boven de zaagtand?
A
28
B
38
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Welke voorwerpen zijn wel toegestaan tijdens het festival?
A
Hoed
B
Aansteker
C
Hond
D
Zonnebril
Slide 24 - Quizvraag
Wat kun je in deze bus doen?
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Welke 2 soorten regels zijn er?
Slide 36 - Open vraag
Je wacht tot een verkeerslicht groen wordt.
A
gedragsregel
B
wet
Slide 37 - Quizvraag
Je sluit bij de kassa achter in de rij aan
A
gedragsregel
B
wet
Slide 38 - Quizvraag
Je houdt je aan de 1,5 meter afstand
A
gedragsregel
B
wet
Slide 39 - Quizvraag
Als je werkt betaal je belasting
A
gedragsregel
B
wet
Slide 40 - Quizvraag
Je zegt dankjewel tegen een collega die op het werk voor je in wil vallen.
A
gedragsregel
B
wet
