Twee soorten werkwoorden:
- Klankveranderende werkwoorden (sterke werkwoorden). Deze moet je kennen.
2. Voltooid deelwoord op -t of -d
(zwakke werkwoorden). Om te bepalen of er een -t of -d achter het werkwoord staat, gebruik je 't ex kofschip. Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord.
Ook kun je het voltooid deelwoord langer maken door er een bijvoeglijk naamwoord van te maken. Vaak hoor je dan of je een 't of 'd moet schrijven.